De stad, of liever 'de stelling 's-Hertogenbosch' werd in de loop van de 19e eeuw een belangrijke schakel in de verdediging van Nederland. Er bestond vrees voor 'de dreiging uit het Oosten', waarbij de binnenlandse politiek vooral het 'kernland Holland' wilde beschermen. Den Bosch werd gezien al s een vooruitgeschoven post. Bovendien kon daar voor de creatie van een extra defensief middel de boel onder water worden gezet.
De Kringenwet van 1814 moest een vrij schootsveld garanderen. Al snel bleek de interpretatie tot vragen te leiden. In 1826 kwam een aanscherping. In 1853 volgde een volgende versie die het tot 1963 zou uithouden. Met de Vestingwet van 1874 kreeg Den Bosch wel meer ruimte om buiten de stad te bouwen.
Wie land en of andere bezittingen had binnen de verboden kringen, kon last hebben van de wetgeving. Een schuur kon gezien worden als een hinderpaal, zeker als dat onderkomen er behoorlijk permanent uitzag. Tussen burgers en overheid liepen dan ook procedures. In het huisige 'stratenplan' van de gemeente is nog steeds de invloed aan te wijzen van de Kringenwet.
Meer hierover in: Hans Willems en Bram Steketee, 'Verboden Kringen. Vrije schootsvelden en inundaties rond 's-Hertogenbosch in de 19e eeuw', 's-Hertogenbosch, 2003.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten