.jpg)
Een geografische laars als
één groot openluchtmuseum waarvan ik in die weken nog maar een klein gedeelte
gezien had. Op het moment dat ik de fresco’s van Giotto op papier zag, ontstond
de wens zijn werk in het echt te zien.
Die kans kwam
in 1969 later toen mijn zwager van Bergamo naar Padua reed. Terwijl hij ‘zaken
deed’, bezochten wij de kerk van Antonius van Padua, het (oude)
universiteitsgebouw, Donatello’s ruiterstandbeeld van generaal Gattamelata.
De Cappella degli Scrovegni waar
Giotto fresco’s had aangebracht, was wat moeilijker te vinden. En toen we d’r
waren, bleek het gebouw gesloten. Uiteindelijk spoorden we iemand op die de
sleutel had en ons voor even binnenliet. In het schaarse licht ontvouwde zich
voor mij een moment van ongekende vreugde en schoonheid: dit was de schatkamer waar
ik naar uitgezien had. Wat een land. Met nog zoveel te ontdekken.
Hoe was het mogelijk dat op 1000
km van Den Bosch deze werken konden ontstaan terwijl mijn eigen stad in die
eeuwen nog niet meer was dan een paar moeilijk te verdedigen hectaren houten
huizen? Jarenlang heeft die vraag me bezig gehouden. Giotto had het geheim van
de smid al ontdekt.

Was het mazzel die ons op die dag
in 1969 naar het halfduister van die kapel bracht waar we eenvoudigweg op eigen
houtje een poos konden rondkijken? Inmiddels is de Cappella degli Scrovegni een
streng bewaakt kunstfort geworden. Eenvoudig te vinden, moeilijk om te
betreden. Via internet zijn de kaartjes vooraf te bestellen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten