
Mijn kalender was die van het kerkelijk jaar. Kerst,
carnaval, vasten, Pasen, Pinksteren en zo verder tot het weer 25 december was.
Na 1964 gingen we een ander stramien volgen.
Tijd was een begrip waarin ik niet dacht. Het bepaalde niet mijn
'denkraam', om met Kwetal (uit Ollie B. Bommel) te spreken. Uiteraard was er
het besef dat dingen op een bepaald uur begonnen en dat het gewoon was om op
tijd op school, dan wel aan tafel of in de kerk te verschijnen. Tijd als
luxe-artikel? Geen flauw idee.
Voor me ligt een foto waarop ik met Leo aan het timmeren ben.
Hij woonde twee huizen verderop en in die tijd waren we vriendjes. Zo te zien
is het lente: de prunus staat in bloei. In de nog jonge tuin achter
Rembrandtstraat 36 is het afschermende groen nog mager. Leo draagt een jasje,
ik een overall.
'Stil de tijd', schrijft Joke J. Hermans. Ze zet in haar gelijknamige
boek de kunstmatige kloktijd die de agenda regeert naast de beleefde
tijd. Die tweede soort, ouder dan de eerste, slokt ons op tijdens momenten dat we
ons laten meenemen door wat ons boeit. 'Is het al zo laat?'
Misschien bewoog ons leven zich in de ruimte van wat Hermans de
'beleefde tijd' noemt. De 'vrije tijd', die niet alleen qua spelling afwijkt
van wat we later zijn gaan afpalen als 'vrijetijd'.

Hermans vraagt in haar ‘pleidooi voor een langzame toekomst’ om in ons leven naar een balans te zoeken tussen de twee tijdssoorten. Inmiddels zijn we - grote mensen - gaan ervaren dat dit moeilijk is. We geven voorrang aan de opdeling in 24 uren. Om vervolgens in grote letters het verlangen naar de tijd die ons de omringende wereld doet vergeten, vorm te geven als teken aan de wand. Zoals op die Spaanstalige foto. 'Gekken en dwazen schrijven hun namen op muren en glazen'.