maandag 28 februari 2011

Bolduque (6); hofkapel

De vroegere hertogen van Brabant hielden van muziek. Om daarvan in kerk en kamer te kunnen genieten, huurden ze begaafde lieden in. Zo engageerde onze Bourgondische landsheer Filips de Schone in 1492 de bekende Pierre de la Rue als zanger en componist. Wanneer Filips in 1506 sterft, is zijn zoontje Karel pas zes. Dus neemt tante Margaretha van Oostenrijk voor haar neefje de honneurs waar. Pierre wordt ook haar lievelingscomponist; hij blijft tot 1516 aan het hof in Mechelen verbonden. De la Rue komt uit Doornik (Tournai), in die tijd onderdeel van de Nederlanden. Vóór zijn carrière in Mechelse kringen is hij van 1489 tot 1492 als zanger in dienst van de Bossche Illustre Lieve Vrouwe Broederschap en het kapittel van de Sint Jan.

In 1515, zet Philips’ zoon als Karel V de regering én de muzikale traditie voort. Als hertog, koning en keizer moet hij vaak op pad. Te lezen valt dat hij daarbij graag zijn koor meeneemt: zijn Capilla Flamenca. ‘Flamenco’ verwijst hier niet naar een zuidelijke muzieksoort, maar naar een gebied. Soms is dat het oude hertogdom Vlaanderen, maar vaker nog de Lage Landen als geheel. Het oogt wat vreemd om onze eigen Jeroen Bosch in Spanje geafficheerd te zien als ‘pintor flamenco’.

Maar goed, ook Karels zus - en volgende waarneemster in de Nederlanden - Maria van Hongarije, blijkt voorzien van een muzikaal oor. Zij heeft bijvoorbeeld als organist de Antwerpenaar Christiaen de Marez in dienst. Deze musicus gaat met haar in 1556 nog een paar jaar mee van (inmiddels) Brussel naar het hof in Spanje. Daar kennen ze hem als Cretien de Morien. Zijn echtgenote Caterina Hemessen is er hofdame. Als Maria in 1558 in Valladolid sterft, gaat het echtpaar De Marez-Hemessen voorzien van een aardig pensioen terug naar Antwerpen.

Christiaen treedt halfweg 1561 in dienst van de Bossche Illustre Lieve Vrouwe Broederschap en het kapittel van de Sint Jan. Met name de broeders willen hem zo graag als organist hebben, dat ze o.m. de verhuiskosten Antwerpen - Den Bosch van hem en zijn vrouw betalen. Die echtgenote is een bijzonder mens: ze schildert! In die tijd is dat echt nog opmerkelijk voor een vrouwspersoon. Caterina van Hemessen (ca.1527) is de dochter van Jan Sanders van Hemessen (1500-1556), schilder in Antwerpen. Een bekend schilder: werken zijn in het bezit van het Spaanse hof. Hij leert het vak aan zijn dochter; ook van haar is nu nog werk in Spanje te zien. Het echtpaar vertrekt eind 1565 zonder spoor achter te laten uit onze stad.

Karels zoon Fiips II heeft ook graag een koor in de buurt. Een zeker niet carnavaleske ‘hofkapel’, die voor de helft uit zangers uit de Lage Landen bestaat. Om de kwaliteit en omvang van zijn Capilla Real de Su Majestad op peil te houden, treden Philips’ familieleden op als ‘intercesores’, dus als ‘bemiddelaars’. Zo laten rekeningen uit 1568 van de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap zien dat Margaretha van Parma, Philips’ halfzus en tevens plaatsvervangster in de Lage Landen, de twee zangers Thomas en Hensken verordonneert om hun betaalde zangwerk in het koor van haar broer voort te zetten. Ze gaan naar Spanje, maar wel tegen hun zin. Maar ja, als de majesteit beveelt …

Geen opmerkingen:

Een reactie posten