maandag 31 maart 2014

Kind

Op maandag 17 maart vlieg ik in alle vroegte van Bergamo naar Eindhoven. Hoewel de vlucht routineus aanvoelt, vind ik ook deze keer zo'n tocht op grote hoogte weer bijzonder. Opnieuw ervaar ik iets van de sensatie die ik beleefde tijdens mijn luchtdoop. Terwijl buiten 'de blanke top der Alpen schittert in de zonnegloed' reken ik uit wanneer die luchtdoop plaats vond: in de zomer van 1965. Ik ben op moment 17 jaar en reis met mijn ouders van Brussel naar Casablanca. Als ik op Zaventem langs de achterkant het vliegtuig binnen kom, benauwt de smalle ruimte me: hoe kan je daarin leven? Toch voel ik me al snel op mijn gemak. Het is een Caravelle van de Sabena. Volgens wat ik gelezen heb, ligt dat toestel zo rustig in de lucht, dat een sigaret rechtop blijft staan op het uitgeklapte tafeltje vóór je. Eenmaal onderweg neem ik de proef op de som: het blijkt waar.

Vandaag ontbreekt het uitklaptafeltje waarop mijn boek kan rusten. Dit heet 'Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt'. Het antwoord moet nog voorbij komen. Op pagina 54 vraagt auteur Douwe Draaisma zich af waarom bij het vullen van ieders autobiografische geheugen 'de krenking' zo'n grote rol speelt. Het blijkt niet moeilijk uit mijn eigen memorie een aantal pijnlijke voorbeelden op te diepen.

Opmerkelijk genoeg zit daarbij ook een voorval dat mijn moeder als 13-jarige overkwam. Op dat moment was ze in haar eerste 'dienstje' als kindermeisje bij de Bossche familie I. Ik heb het verhaal vaak gehoord en ik kan het vertellen alsof ik het zelf beleefd heb, met de verontwaardiging die daarbij past.

Op de dag van die gebeurtenis is ze met de twee jonge dochtertjes van haar mevrouw in de tuin. Op enig moment gebruikt ze een springtouw voor haar eigen plezier. Kennelijk zijn de twee kleine meisjes daar niet bij betrokken. De mevrouw komt naar buiten en roept: 'Naar binnen, Riek van den Broek, je bent hier niet om te spelen!'

Elke keer als moeder dit aanhaalde, volgde verontwaardigd: 'En ik was zelf nog een kind!' Kennelijk moest ma haar plaats nog leren. In die tijd was het nog steeds Gods wil dat er standen bestonden.

Ongeveer 60 jaar later krijgt een nazaat van de familie I. verkering met een broer van mijn vrouw. Op de dag dat de wederzijdse ouders van het jonge koppel kennis met elkaar maken, stampt de moeder van het meisje keurend door het huis van mijn schoonouwelui. Niet lang daarna verbreekt de dochter de prille relatie. Als blijkt dat het standsgevoel binnen haar omgeving de jaren ongeschonden doorgekomen is, voel ik moeders gekrenktheid plaatsvervangend in mij opkomen.

Draaisma schrijft: ‘Vernederingen hebben soms een uitwerking die de opslag ervan als het ware garandeert … ze geven een beslissende wending aan het leven en worden dan met gepaste eerbied bijgezet in het geheugen’.

Het voorval vond plaats in 1917. Bijna een eeuw geleden. Sommige gebeurtenissen verjaren niet.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten