Op Facebook kunnen gebruikers lid worden van bepaalde groepen.
Een daarvan heet ‘Als je een echte Bosschenaar bent ...’ Het lidmaatschap trek
me niet aan. Het heeft iets ‘engs’. Bietje ‘lokaal nationalisme’. Bovendien
weet ik niet wat iemand tot een ‘echte’ maakt.
Misschien het feit dat je hier lang woont? De eerste Van den
Berselaar van mijn tak kwam pas rond 1850 van Gemonde naar Den Bosch. De generaties
daarvoor woonden vanaf 1550 hoofdzakelijk in en rond dat kerkdorpje.
Huwelijkspartners met achternamen als Van den Oetelaar, Schellekens en Aarts kwamen
altijd uit de buurt.
De familie
van moeders kant vertoont een totaal ander beeld. De Van den Broeken en
Lambooijs wonen al vele eeuwen in de stad, waarbij de mannen een duidelijke
voorkeur hadden en hebben voor bruiden die van elders komen. ‘Elders’ ligt verder weg dan
Gemonde.
Met mijn ‘kwartierstaat’ ben ik geen kandidaat voor het
tv-programma ‘Verborgen verleden’. Bij ons werd niemand in een boekenkist naar
buiten gesmokkeld, om maar eens wat onderscheidends te noemen. Misschien is het
meest opvallende feit, de deelname van de 18-jarige Jacobus Lambooij aan de
slag bij Waterloo in 1815. Als oude knar is hij in 1875 met nog zeven
oud-strijders terechtgekomen op een schilderij dat nu bij museum Slager hangt. (Hij
staat links, met zijn linkerwang gevlijd tegen het vaandel. Uit overtuiging? Ik
kan me voorstellen dat hij gewoon moe werd van het lange staan.) Zijn vrouw
heette Catharina Loew, en die kwam helemaal uit Weiler-la-Tour, Luxemburg.
Daar
blijft het niet bij, want hun oudste zoon Henricus Lambooij - opa van mijn
moeder Riek van den Broek - trouwde in 1875 met Gerardina Dumernit. Die lijkt
me van Duitse komaf. Haar vader Augustinus Dumernit was getrouwd met Anna Mackay,
en dat doet aan Schotland denken. De moeder van Anna Mackay heette Anna Borki,
wat Zwitsers klinkt.
Geen
ontdekkingsreizigers, zeehelden of baljuws. De vrouwen waren fruitverkoopster,
strijkster, koopvrouw in lompen en oud ijzer, schoonmaakster, kantwerkster,
breister. Met hun mannen woonden ze in het Tolbrugkwartier, op de
Vughterendijk, aan de Hinthamerstraat. Die mannen waren barbier, pruikenmaker,
nachtwaker, glasblazer, touwdraaier, smid-bankwerker, speldenmaker, huisknecht,
wijnsteker. En soldaat.
Jacob
Dommerniet, geboren rond 1758 ‘te Wolfshagen in 't Hessische, soldaet inde Comp
van Capt Streck, in 't Regt mariniers van den Gen Major Bentinck in guarnisoen
alhier’ werd de eerste Dummernit in de stad. Hij was dus in Den Bosch ingekwartierd. In het Duitse Hessen werd hij
gereformeerd gedoopt en hij onderging hij in Bokhoven een ‘overdoop’. Hij werd
de vader van oma’s oma en de schoonvader van Anna Mackay.
Ook namen
als Mackay en Borki doen aan het garnizoen denken. Is het niet het Bossche, dan
wel dat van bijvoorbeeld Bergen op Zoom. Het is bekend dat Schotse en Zwitserse
militairen in Den Bosch gelegerd werden. Overplaatsing was niet ongebruikelijk.
Het heeft er volgens de gegevens alle schijn van dat de van oorsprong
gereformeerde naamgevers Mackay en Borki hun nazaten verwekt hebben in een ‘relatie’
met Bossche meisjes, te weten Anna Abrams en Petronella Bennekens. Waar ‘nodig’
werd het gereformeerde op enig moment met een ‘omdoop’ omgezet in RK.
Alle
genoemde achternamen komen in allerlei spellingvarianten voor in de doop- en
andere registers. Overigens werd Dumernit het huidige Doomernik.
Voor het monnikenwerk
ben ik mijn achterneef René van Toosje van ome Jan erg dankbaar. Een deel was
me al bekend. Zijn speurwerk maakt het me sinds afgelopen week mogelijk de geschiedenis van mijn
familie nog beter te lezen in relatie tot de ‘officiële’ geschiedenis van Den
Bosch, waarin - zoals gebruikelijk - de namen ontdekkingsreizigers, zeehelden
of baljuws de boventoon voeren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten