dinsdag 6 februari 2018

'Zon klein vrouwke'

Zoals bij veel ‘echte’ Bosschenaren is ook mijn familiegeschiedenis verbonden met die van de stad. In mijn vorige blog 'Komaf' kwam dat al ter sprake. Zo was Driek Lambooij, mijn moeders opa (van moederszijde) sigarenmaker. Rond 1900 kent Den Bosch een bloeiende sigarenindustrie. Driek (1851-1939) werkt bij ‘Antonio’, een onderneming van Mauritz Azijnman op ‘t Zand, hoek Havensingel-Halvemaanstraat. Hij woont met zijn gezin in de buurt, St.-Eloystraat.
Zijn moeder Catharina Loew (Löw) - dochter van een emigrant - kwam uit Luxemburg. Ook Drieks vrouw Dien draagt ook een Duits klinkende naam: Dumernit. Die heeft ze te danken aan haar overgrootvader Jacobus Dumernit, rond 1758 (1755?) geboren in Wolfhagen, Hessen en soldaat in het Bossche garnizoen.

Mijn moeder had veel verhalen over haar familie. Daarin komt ‘opoetje Dumernit’, zoals ze haar noemde, naar voren als een doortastende vrouw. Ze stierf op 25 december 1938, waarna haar man nauwelijks meer dan een maand later volgde op 29 januari 1939. Driek was toen al geruime tijd ‘keinds’, reden waarom zij in het St.-Adrianusgesticht van de Zusters van Liefde in St.-Michielsgestel woonden. Hij was zich nauwelijks bewust van de dood van Dien. Als mijn moeder Riek en haar broers Harrie en Louis van den Broek hem bezoeken, antwoordt hij op de vraag waar opoe is: ‘Efkes naor de Mèrt denk ik; zekers bodschappe doen’. In diezelfde periode zou hij ook gezegd hebben: ‘Ik had eerst zon klein vrouwke hier, dè veur mijn zùrregde’. We gebruiken die zin nog wel eens. Afijn, Driek kwijnde weg en al snel was er niet veel meer van ‘m over. Oom Harrie ging ‘te lijk’ (spreek uit: ‘te liek’) en kwam thuis met de bevinding dat opa flink gekrompen was: ‘Z’n hoofd paste zô in m’nnen hoed’. Ons moeder heeft het vaak verteld. En als zij het niet was, deed haar moeder Kaatje van den Broek-Lambooij dat wel tijdens een van  de periodes dat ze bij ons inwoonde.

Een soldaat in de stamboom van Bossche families is niet uitzonderlijk. De aanwezigheid - tot zo’n 30 jaar geleden - van militairen in (en rond) garnizoensstad Den Bosch leidde tot de nodige ‘relaties’ en huwelijken en het nodige nakroost.
Jacobus Dumernit, soldaat in de Compagnie van kapitein Streck, in het Regiment mariniers van generaal-majoor Willem Baron Bentinck, trouwt op 17 september 1780 met Anna Gans (alias De Ruyter). Ze is de dochter van een Jan Gans (alias De Ruyter) die als garnizoenssoldaat diende in het Regiment van Brigadier Jan Lodewijk Doys van Burmania.
Het paar krijgt zeven kinderen. Vóór de jongste geboren wordt, laat het gezin zich op 23 november 1798 in Bokhoven ‘overdopen’ van gereformeerd naar rooms-katholiek.

Zo’n ‘overdoop’ blijkt niet uitzonderlijk in onze stamboom. De reden daartoe is vaak meteen duidelijk wanneer de protestantse man een katholieke vrouw wil trouwen. Waarom ging in 1798 een compleet gezin over? Iets om verder te onderzoeken. Mogelijk bestaat er een verband met de veranderde politieke situatie in de stad ’s-Hertogenbosch en de ‘herinrichting’ van het garnizoen. Na de inname van de stad door de Fransen op 9 oktober 1794, de komst van de patriottische gezindheid in de stadsregering en de toetreding op 1 maart 1796 van Bataafs Brabant tot de Bataafse Republiek, gaat Brabant voor het eerst sinds 1648 ‘meetellen’ in het landelijke bestuur. Bovendien beginnen de katholieken die veruit het grootste deel van de stadsbevolking uitmaken, aan een emancipatieproces.

Als gezegd krijgt het echtpaar Dumernit-Gans zeven kinderen. Twee dochters trouwen op hun beurt met mannen waarvan de achternamen ook al Duits klinken. In beide gevallen lijkt het om Zwitsers te gaan. Petronella Joanna Dummernit trouwt op 4 maart 1820 met Johann Christian Stoetzer (Stötzer), muzikant in het regiment Zwitsers. Stoetzers vader Georg Leonhardt zou muzikant geweest zijn in het regiment Saxen-Gotha. Op de trouwdag heeft het paar al een dochtertje, waarna nog negen kinderen volgen.
Petronella’s oudere zus Berendina Dumernits trouwt op 9 mei 1829 met Christian Gasser, kleermaker, die in Ruderschwijl (Ruderschweil), Zwitserland geboren is.

Wanneer na het definitieve vertrek van Napoleon de stad Den Bosch weer onderdeel is van het Koninkrijk der Nederlanden, wordt het departement van Oorlog dat in november 1813 ontstaat, verantwoordelijk voor de organisatie en instandhouding van een leger, de ‘Nationale Militie’. Het geheel van 52.000 man bestaat uit twee onderdelen: eentje met beroepssoldaten en aanvullend part dat uit hoofdzakelijk dienstplichtige lotelingen of hun remplaçanten bestaat. Voor het professionele segment worden onder meer 12.000 Zwitsers aangetrokken. Wanneer Regiment no. 29 van Jean Louis Nicolas de Jenner vanaf 3 december 1814 neerstrijkt in de stad, telt ‘s-Hertogenbosch (opnieuw) een garnizoen met militairen uit Zwitserland. Regiment no. 29 bestaat uit een staf en twee bataljons van elk 10 compagnieën. Dit regiment is het resultaat van een capitulatie (overeenkomst) met het kanton Bern.

Militair zijn zonder directe ‘vijandelijke dreiging’, kan het gevaar van verveling inhouden. Uit het dagboek, de schetsen en tekeningen van de jonge officier August von Bonstetten spreekt saaiheid, nutteloos exerceren om de tijd te doden. Zijn behoefte om dingen vast te leggen, geeft een levendig beeld van stad in de jaren 1815 - 1824. Toch 's met andere ogen gaan lezen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten