maandag 3 januari 2011

Gesticht

Op zondag 21 november 2010 maak ik melding van het verschijnsel ‘loopdwang’ (Hortor Ambulans Vulg. Bers.). Die dag mag ik dit fenomeen bestuderen aan de boulevard van Los Cristianos op het Spaanse eiland Tenerife (zie blog ‘Loopdwang’). Bij 'loopdwang' beweegt zich een massa mensen van A naar B, waarbij van enige doelgerichtheid geen sprake lijkt te zijn. Op die 21e is me de reden achter dit bewegen nog volstrekt onduidelijk. In gestichten kom je dit neurotische gewandel ook tegen, denk ik dan. En als ik op zondag 2 januari 2011 vanuit de Haagse Vogelwijk het Zuiderstrand nader, constateer ik dat ‘loopdwang’ ook onze kust heeft weten te bereiken.

Ik begeef me direct in de mêlee, waarbij ogenblikkelijk constateer dat de aanwezigen zich niet op een weg of boulevard parallel aan het strand verplaatsen, maar dicht langs de vloedlijn. Daar bevindt zich bij opkomend tij nog een stevige strook zand die het lopen vergemakkelijkt. Het tweede dat opvalt, is de weinig gehaaste indruk die het volk maakt in vergelijking met het publiek in Los Cristianos. Het derde verschil is de aanwezigheid op het Zuiderstrand van een groot aantal honden. Ondanks dit onderscheid, valt vooral de overeenkomst op: de aanwezigheid van een kilometerslange stroom wandelaars langs het water.

Voor mij als bewoner van een stad in het binnenland, op de grens van klei en hei, ligt de zee heel ver weg. Ik weet ook wel dat ik vanuit mijn woonplaats even snel bij de duinen ben als in Maastricht, maar die zuidelijke stad bevindt zich op mijn mentale kaart van Nederland bij wijze van spreken in de achtertuin. Om die reden dringt het 2 januari 2011 ook pas na geruime tijd tot mij door dat de loopdwang grip heeft gekregen op mijn eigen landgenoten! Valt ook mijn aanwezigheid hier op dit uur te verklaren uit de aanwezigheid in mij van het ‘loopdwangvirus’?

Ik denk dat het zo met mij gesteld is: want als ‘het zonnetje’ zich ook maar even laat zien, blijf je toch niet thuis zitten duffen! Nee, dan gaan wij Nederlanders aan de kuier, maken we een ommetje, strekken we even de benen, halen we een frisse neus, lopen we een rondje, kortom: gaan we even naar buiten. En zeker op plekken waar we weten dat we niet alleen zullen zijn, willen we graag de ene voet voor de andere zetten. Hoewel we niemand aanspreken, hebben we het bij thuiskomst wel over ‘een gezellige drukte’.

Is de bevestiging dat we iets gezelligs aan het ondernemen zijn als we er met zovelen op uit trekken misschien de motor achter de loopdwang? Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat deze gedachte de enig juiste is. Wie desondanks in zijn eentje de heide opzoekt of zelfs naar Santiago de Compostela durft te wandelen, is rijp voor het gesticht.

1 opmerking: