dinsdag 11 januari 2011

Toogdag

Eind deze maand vindt onze jaarlijks ‘toogdag’ plaats. Die is geheel en al voorbehouden aan een select gezelschap fijnproevers. Anders dan u misschien vermoedt, hangen de fortuinlijke leden niet urenlang aan de toog van het stamcafé om daar bijzondere bieren of wijnen te degusteren. Wat ons écht interesseert, zijn bouwkundige togen en meer in het bijzonder keldergewelven. Over een aantal weken bezoeken wij daarom opmerkelijke diepliggende ruimtes waar het daglicht niet of nauwelijks doordringt. Onze naam? Bosch’ Kelder Genootschap. Volgens de huidige spelling is die apostrof volkomen overbodig, maar het staat wel sierlijk.

‘Sierlijk’ slaat zeker ook op de manier waarmee onze groepering haar rol gestalte geeft in de stad. Haar gevoerde strategie valt op door de elegantie waarmee de club met enige regelmaat de aandacht vraagt voor de honderden historische kelders in de binnenstad. Hoewel deze onzichtbare spelonken de basis vormen voor de bovengrondse bouwwerken waarmee inwoners en stadsbestuur zo graag pronken, verdient hun weggestopte bestaan meer aandacht van de Bosschenaren en de talloze bezoekers.

Ofschoon het genootschap niet met een geestelijke stroming verbonden is, heeft hij wel een beschermheilige: Filippus Neri. De connectie met deze heilige uit de 16de eeuw mag zeker een (opnieuw) sierlijk eerbetoon heten aan het zuidelijke culturele erfgoed. In deze sfeer past ook de volgende zin die de genootschapsleden op de toogdag ten gehore brengen: ‘Uit de diepte roep ik tot U, o Heer’, de vertaling van ‘De profundis clamavi ad te Domine’, uit Psalm 130. Geen smeekbede brengt mooier in beeld hoe vergankelijk ons bestaan is. En dat laatste wordt met name in de onderaardse krochten gemakkelijk door ons ervaren.

De keuze van Filippus Neri is niet zonder reden. Ook hij bewoog zich sierlijk, terwijl hij tegelijkertijd betrokken was bij zijn omgeving. Hij is de stichter der Oratorianen, een orde van seculiere priesters die géén bindende geloftes afleggen. Nuancering kan een weldaad zijn. Hun werk ligt op het terrein van volksonderricht en jeugdopvoeding. De relatie tussen Neri's volgelingen en ons cellebroeders en -zusters spreekt voor zich: op de historische betekenis van de eeuwenoude kelders kun je niet vroeg genoeg attent gemaakt worden.

Ook de leden van het keldergenootschap volgen een niet bindende gelofte. Wij houden elkaar op de hoogte van de eerbewijzen aan Filippus Neri die we waar ook ter wereld zien dan wel ontdekken. Zo brengt de foto bij deze tekst de aanwezigheid in beeld van Neri's orde in het Spaanse Cádiz.

Op dit moment staat het water hoog in en rond onze stad (zie blog 'Waterwacht'). De kans is groot dat de komende tijd de kelders in de binnenstad vollopen. Dat gebeurde een aantal jaren ook op een adres dat wij daarna bezochten. Alle etiketten waren van de opgeslagen wijnflessen losgeweekt en de eigenaar restte nog maar één oplossing: blindproeven. Een aantrekkelijk alternatief, mocht eind deze maand onze toogdag - door de weersomstandigheden gedwongen - er een aan de bar worden.

2 opmerkingen:

  1. Wellicht ter aanvulling: Philippus Neri is primair beschermheilige van het illustere genootschap vanwege een gebeurtenis in zijn kinderjaren (zijn wij niet allen kinderen, in wiens hand dan ook?): in jeugdige overmoed, hij was reeds jong spontaan en impulsief, besprong hij een met fruit volbeladen ezel. Deze schrok hiervan zodanig dat hij met lading en kind een diepe kelder inrolde. Tot grote blijdschap van zijn ouders bleven zowel de ezel als de jonge Philippus ongedeerd, ongetwijfeld hun eigen patroonheiligen dankend.
    Bron onder meer: http://www.catholic.org/saints/saint.php?saint_id=97

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Merci Arno,
    Zo wordt het verhaal compleet.
    Harry

    BeantwoordenVerwijderen