Dit is natuurlijk dé tijd voor de bezitters van
tattoos en van spierballen. Een combinatie van beide versierselen komt
regelmatig voor. Vanaf de eerste lauwe lentedag krimpt de kleding en mag ieder
meegenieten van wat zich aan graffiti op de huid van passanten vertoont. Bij mannen die én
betekend én gespierd zijn, komen de korte broek en het singlet uit de kast.
De eerlijkheid gebied te zeggen dat ik zelf graag
wat steviger in de schouderpartij gezeten zou hebben. Tot zover gaat mijn bewonderende waardering. Meestal is er te veel aan musculatuur in mijn ogen. Alaboneur. Bij tattoos ben ik
minder coulant: ontsierend en volstrekt onnodig bij mannen en vrouwen.
Onvoorstelbaar waarmee mensen zich laten aanvullen. Dat laatste woord is
opzettelijk gekozen: wat dragers menen te missen aan eigenwaarde moet gecompenseerd
worden door tattoos. Da's een stelling die ik enige tijd terug formuleerde.
Lekker voor de discussie. Vaak loopt zo'n tweegesprek vast in de modder wanneer
de ander zegt: 'Dat moet hij/zij toch zelf weten ...' Zo'n argument is moordend
voor elke gedachtewisseling. Tussen twee haakjes: een stelling zoekt naar de
waarheid. Hoeft als kreet niet de waarheid te bevatten.
Op zaterdagochtend lees ik aan de eettafel in de
relatief koele keuken hoe Tonny van der Meulen en Youp zich ik hun
respectievelijke wekelijkse column uitlaten over het Nationaal Hitte Plan. Zij
schrijven de titel wel correct (want het is officieel Hitteplan) en wijzen op de
absurditeit van dit document.
Naar mijn idee is dit NHP geboren vanuit dezelfde
behoefte als het streven om langs de rivieren boezems aan te leggen voor
wanneer het water extreem hoog komt te staan. Dan krijgt niemand natte voeten. Eens in de 110 jaar. Komt na een hoosbui het rioolwater door de wc-pot omhoog (zelf hier ooit
meegemaakt en ik ben toen als contragewicht op het dichte deksel gaan zitten),
dan krijgt de overheid de schuld. Om dat laatste te voorkomen, ontwikkelt die
laatste steeds meer onwerkbare regelingen en wetten. Want alles moet te
voorkomen zijn: zelfmoord, onaangepast gedrag, wateroverlast, smog,
aardappelziekte, ganzenplaag.
Hoogleraar P.H.A. Frissen heeft over die voorkomingsdrang een boek
geschreven. Het heet 'De fatale staat'. Met als ondertitel 'Over de politiek noodzakelijke verzoening met de tragiek'. De flaptekst opent met de vraag: 'Waarom kunnen we maar niet aanvaarden dat de wereld fundamentele tekortkomingen kent?' In het internaat waar ik een aantal jaren als pensionair 'zat', zei juvenistenmeester Johannes lachend: 'Niks gaat maagd'. Niets is perfect, dus.
Op Facebook komt een plaatje over Griekenland
voorbij. Ik moet er hartelijk om lachen. Hoewel … is dit een politiek correcte reactie? Sinds ik in een artikel van historicus Bastiaan Bommeljé las dat Griekenland al sinds de Tweede Wereldoorlog door allerlei landen en instanties overeind gehouden wordt, vraag ik me af aan wat en wie die geldstromen ten goede gekomen zijn, al die tijd.
Ik fiets naar de Jumbo in Vught: 11.30 uur en 34ºC.
In de super is het koud zat om flink de klèts te vatten. Met mijn aankopen
vlucht ik de warmte in.
Op weg naar huis passeer ik de nodige fietsers.
Waaronder natuurlijk weer een blootfietser. Niet hemaal naakt, alleen de
bovenkant. Je kan er bekant gif op innemen dat het in de meeste gevallen om een
man gaat van tussen de 65 en de 75 jaar. Ik vind het onsmakelijk en onopgevoed.
Heb geen flauw idee waar juist in die (lees: 'mijn') leeftijdscategorie die
manifesteerdrang vandaan komt. Wanneer mijn vrouw samen een fietstocht maken en
we zo'n half ontklede senior tegenkomen, zegt ze in het voorbijgaan duidelijk
verstaanbaar 'vieze oude man'. Ik roep dan niet 'dat moet hij toch weten'. Ordi,
die ouwe blote basten.
De middag breng ik binnen door met wat gefrot aan
de koude schotel voor vanavond en met lezen. Uiteindelijk lig ik wat te
lamballen, waardoor ik overschakel op de mediterrane modus door mijn bed op te
zoeken. Siësta.
De picknick. Elk jaar gaan we een aantal keren
vanuit huis picknicken. Van vrienden kregen we in het verleden een lichtgewicht
coolbox die als een rugzak bevestigd mee kan. Gevuld met een inmiddels 'aangeklede' koude
schotel gaat dat ding op mijn bagagedrager en rijden we op de fiets
richting picknickplek.
Die kennen we er een aantal. Ze zijn mooi en
rustig gelegen. Om vooral dat laatste zo te houden, vermeld ik ze niet.
Onderweg komen we geen vieze oude mannen tegen.
Op een kleed bij een bank wordt d'n bik in
slagorde gezet waarna we proosten. Rust, groen en aan de rand van de bomen een
trits konijnen. Eenmaal thuis overvalt ons de hitte; dus weer 'alles tegen
elkaar open'. Vorig jaar hebben we flink geïnvesteerd in de isolatie van de
kiet. Zou dat ook van invloed zijn op het vasthouden van de zomerwarmte?
Na afloop van 11,6 km - Paul is van de getallen - eten we in zijn tuin. Een mooie zondagochtend. Het kan waardevol zijn zelf tradities te creëren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten