Twee dagen later moet het gips van de iglo hard genoeg zijn voor de
volgende stap. ’s Middags zijn we wezen lunchen in Los Abrigos. Vis. Gegrilde
sargo. Of was het nou sama? In elk geval een lekkere lokale vis. Het plaatsje ligt
zes kilometer verderop. Te voet twee maal anderhalf uur langs de kust met hier
en daar klimmen en dalen. Onderweg moet ik denken aan de gipsen beeldjes die ik
in mijn jeugd in rode rubberen vormen goot: Sneeuwwitje en de zeven dwergen. Ja
ja, ik maak progressie in de loop der jaren.
En als ik ’s avonds in het atelier de witte klont omdraai, kan ik meteen bij de nog steeds zachte klei die ik er met spatels en haakjes uit begin te peuteren. Voor de onbereikbare hoekjes moet een tandenborstel in combinatie met een harde waterstraal uitkomst bieden. Na een uur pielen en poetsen is de mal klaar.
Dacht ik. Dan blijkt dat gieten pas mogelijk is als die mal kurkdroog is. Dus neem ik het geval mee naar huis waar het een aantal dagen in de zon ligt.
Waarmee ik wel verder kan, is het werk aan 'de staande man'. Mijn schetsen laten een buikig kereltje zien in een lange jas. Al snel begrijp ik dat zo'n figuur omvalt op van die smalle voetjes, tenzij de persoon tegen een kolom leunt, om wat te noemen. Dus wordt het een persoon waarvan de mantel tot de grond reikt. Een herder.
Ik krijg het advies
om in een boek met anatomische schetsen te kijken. Het hoofd is 1/8ste van het
lichaam, etc. Als ik op een middag voor wat extra uren in het atelier sta, zie
ik dat bij de schapenhoeder een schouderpartij te breed is. Klei is ideaal
materiaal, hoor ik Guillermo in gedachten zeggen; een van zijn vaste
uitspraken. Met chirurgische precisie snijd ik een deel uit 's mans tors ter
hoogte van het linker sleutelbeen en duw de boel weer aan. Waarmee de symmetrie
hersteld is.
Terwijl wat dagen later de herder I.s.n. onder wat klamme lappen zijn beurt afwacht, meng ik in een flexibele rubberen mand een hoeveelheid water met van 1/3 cement en 2/3 marmerpoeder. Er kan een kleurtje bij, wat ik na wat overleg achterwege laat.
Met een troffel schuif ik de prut naar één kant en terwijl ik de mal vasthoud, vouwt Guillermo in de mand een tuut en kan de trage massa in de kleine vrije ruimte die ik tevoren met een soort vaseline lichtjes heb ingevet: hierdoor zal vulling niet vastkoeken. Dan sta ik een minuut of tien de vorm te schudden (wat een komisch tafereel moet zijn) waardoor de lucht die in de brei zit, naar buiten zal komen. En dan kan het hardingsproces beginnen.
De herder is inmiddels wel 'veel jas' geworden. Om de monotonie te doorbreken, breng ik wat verticale plooien aan, zegt de meester. Het woordje 'monotonía' klinkt een poosje na, waarna ik op de grote mantel zakken, banden en epauletten aanbreng. Op het hoofd komt een baret. De herder is in het leger gegaan en soldaat geworden: de onbekende soldaat. Inderdaad: klei is ideaal materiaal.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten