Woensdag 15 maart mag ik dus op een van de 26 deelnemende partijen stemmen.
26: nog niet eerder had ik zo’n uitgebreide keuze. Het doet me denken aan iets
bestellen in een Amerikaans restaurant. Zo gauw je daar voor een salade kiest,
komt de vraag ‘How would you like to have your topping?’, waarna ik uit een
reeks snel opgesomde dressingvarianten de meest aansprekende moet zien te
pikken. Bij elk volgend gerecht hoort weer een andere riedel. Wat uiteindelijk -
ingegeven door balorigheid – als reactie bij me opkomt, is: ‘Doet u mij maar
een bord warm eten’. Zoiets heb ik nou ook bij die 26.
Wat maanden terug heb ik die overdaad proberen te verklaren aan Spanjaarden
die na 40 jaar aanbod van twee stuks (PSOE en PP) sinds kort vier (4!)
mogelijkheden hebben. De coalitiegesprekken over de huidige Spaanse regering
liepen steeds vast. Volgens politieke commentatoren kwam dat omdat ze daar niet
hadden geleerd compromissen te sluiten. Of water bij de wijn te doen. Of ‘te
polderen’. In het na-Franco-tijdperk waren er twee smaken: links en rechts.
Vier zorgde voor chaos.
Sommige tijdperken beperken zich niet tot één land. We kennen een aantal grensoverschrijdende
voorbeelden uit de Europese geschiedenis, zoals de middeleeuwen, die
gewoontegetrouw 'duister, collectief, hiernamaalsgericht' heten, terwijl de
daaropvolgende Renaissance adjectieven als 'licht, individueel, nieuwsgierig'
toebedeeld krijgt. Over zowel de jaartallen als de kenmerken bestaat een groot
wetenschappelijk debat. In welk Europees, of liever ‘globaal’ tijdperk zitten
we nu? Is dat makkelijk te beschrijven omdat we er met de neus bovenop zitten?
Misschien is het beter om nog tweehonderd jaar te wachten. Dan is het blik- en
nuancevertroebelende stof neergedaald en komt in de boeken dat 2017 viel in de
periode die ‘ … ‘ genoemd kan worden.
Komt op die puntjes ‘How would you like to have your topping’ te staan? Eind
vorig jaar is vanuit het Verenigd Koninkrijk een serieuze Engelstalige voorzet gedaan
in de vorm van het woord 'post-truth', met een voor Nederlanders lastig uit te
spreken tweede deel. De Spanjaarden noemden het meteen 'posverdad' en in onze
taal kom je uit op zoiets als 'nadewaarheid' (vergelijk: ‘naoorlogs). The
Oxford Dictionaries riep het in november 2016 uit tot het woord van het jaar.
Kort door de bocht: 'Er is een einde gekomen aan de tijd waarin met name
regeringsleiders en andere politici de waarheid nastreefden aangezien het
duidelijk is dat verdachtmakingen, lasterpraat en regelrechte leugens in de
onderbuik van de kiezers beter verteerd worden dan te controleren gegevens'. Of
nog korter: leugens zijn geloofwaardiger dan de feiten.
'Post-truth' als begrip is niet onlangs uit de lucht komen vallen. Het zou in
1992 voor het eerst gebruikt zijn door Steve Tesich. Campagnes rond Brexit en
de daaropvolgende presidentsverkiezingen in de VS moeten het woord een flinke
oppepper gegeven hebben. Kijken we naar ons eigen land, dan lijken we op een
scharnierpunt te leven. Een voorbeeld hiervan is de bewering van 'Denk' dat met
de levensbeëindiging van allochtonen nonchalanter wordt omgesprongen dan bij
die van autochtonen. De woorden waren nog niet koud of er werden uit
onkreukbare hoek feiten aangedragen die een en ander weerlegden. Overigens is
dan het kwaad al geschied volgens de aloude wijsheid: 'Waar rook is, .... '
Wilders munt ook uit in het twitteren en facebooken van rookrijk nieuws.
De kreten uit verkiezingscampagnes ‘America first’ en ‘Nederland weer van
ons’ hebben op dezelfde leest vorm gekregen. Populisten zoeken graag de
onderbuik op van een breed publiek. Hoe ‘breed’ die groep blijkt te zijn, is eigenlijk
pas sinds kort duidelijk: van ongeschoold tot universitair gevormd, van onder-
tot bovenmodaal verdienend, van dorpelingen tot grotestadsbewoners. De vraag is
‘hoe die ontevreden landgenoten’ aan een vrolijker verteringspatroon te
krijgen. Op de verkiezingspamfletten staan de suggesties: ‘Hoger loon, lagere
bonussen’, Pak de macht’, ‘Samen vooruit’, ‘Ons land terug’, ‘Minder, minder
schreeuwen’, e.v.a.
In het tijdperk van ‘Nadewaarheid’ is de leugen een geaccepteerd
verschijnsel. Met name leiders uit de populistische hoek blijken welbespraakt,
en voorzien van een flinke dosis demagogie. Deze mannen en vrouwen ontmoeten de
nodige kritische geluiden. Zo las ik op 23 november jl. in een Spaanse krant ‘Demagogie
is de doodskist voor de democratie. De crisis van 2008 heeft zuurstof gegeven
aan populistische ideologieën en tegelijkertijd de kwetsbaarheid van de
democratie in beeld gebracht. Een internationale aanpak is nodig. Landen die
zich terugtrekken op 'wij eerst' zijn te laf om zich samen in te spannen’. Ook Enrique
Krauze die dit formuleerde is welbespraakt. En weldenkend. Het begrip ‘weldenkend’ is sinds kort ook al in het verdomhoekje gezet, want deze ‘kwaliteit’ zou verwijzen naar ‘de heersende elite’ die de Eerste en Tweede Kamer bevolkt en die qua inkomen en opleiding nauwelijks een afspiegeling is van de gemiddelde Nederlanden die zij heten te vertegenwoordigen. Elite is inmiddels zo’n beetje gelijk aan ‘de vijand’.
Vanmiddag las ik een reactie van emeritus hoogleraar ethiek Paul van
Tongeren: ‘De schaamteloosheid waarmee populistische politici leugens voor
waarheden verkopen en valse beloftes als realistische dromen presenteren, is
stuitend. Het getuigt van misprijzen voor de waarheid, misprijzen voor de
burger, én misprijzen voor de democratie en haar vrijheden’.
Feiten en gevoelens, hoofd en buik: lagen die bij eerdere verkiezingen ook zo
ver van elkaar?
(wordt vervolgd)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten