De oorspronkelijke tekst was bedoeld als column in de rubriek 'Onder de Boschboom', Bossche Omroep, 26 februari, carnavalszondag. Om begrijpelijke redenen werd de plaatsing verschoven naar zondag 5 maart.
In de nadagen van het
Rijke Roomse Leven luidde het motto: 'Wat mogen we in godsnaam doen?' Het
alziend oog, hoog in de St.-Jan aanwezig, controleerde alles. Sinds wij ons aan
die blik onttrokken hebben, leven we eerder volgens: 'Wat zouden we niet
allemaal willen doen?'. De mogelijkheden lijken onbeperkt.
De duidelijke grenzen
van de katholieke leefwijze verdwenen en daarmee allerlei rituelen. Carnaval
echter - voor een klein aantal Bosschenaren nog direct verbonden met de
katholieke geloofstraditie - handhaaft zich ferm. Wat zijn de stutten onder de
Oeteldonkse feesten, nu niet langer de sobere vastentijd vóór Pasen aanleiding
vormt tot de dagen van zotheid en luim?
Deels de gewenning; een
vrolijk volksfestijn dat al tijden meegaat, schaf je niet zomaar af. Daarnaast
zijn er elementen in de huidige tijdsgeest die begunstigend werken.
Bijvoorbeeld ons drukke bestaan. In de overvolle agenda staat door drie dagen
een kruis. Hoewel carnaval vermoeiend is, vormt die korte periode een oase van
ontspanning. Geen vergaderingen, prestatiedwang of zeurende
bazen/collega's/klanten. We zetten de klok stil en trekken ons even terug op
eigen terrein.
Dit terugtrekken binnen
de wallen van de bekende omgeving lijkt ook op beschutting zoeken voor de
toenemende 'vervreemding'. Den Bosch als Oeteldonk sluit de poorten in een
poging 'onder ons te zijn'. Een kunstmatige, geïdealiseerde en begrensde
wereld, los van bevolkingsgroepen die op andere dagen echt wel deel zijn van
onze stedelijke samenleving. En zeker los van Europa en een globaliserende
omgeving waarin de Chinezen binnenkort wellicht FC Den Bosch opkopen. Een soort
Oeteldexit. Waar de kledingcode bepaalt wie erbij hoort. Terwijl we in het
dagelijkse leven er zo ons best voor doen om als individu op te vallen. De
'ikjes' gaan even in de kast voor een gezamenlijke, stemmig blauwe en zwarte
bovenkleding voorzien van emblemen, een resem oeteltjes en veul rood-wit-geel.
Herkenbaar en eenvormig. Ondanks de godloze vrijheid komen er
nieuwe grenzen: wie zich in een banaan hult, is een buitenstaander.
Eén klassieke grens is wel degelijk losgelaten: die van de
hoeveelheid feestelijke dagen. De oorspronkelijke drie etmalen Carnaval zijn
gaandeweg van allerlei voor-, uit- en aanbouwen voorzien. Zonder een oordeel te
willen vellen, heeft de Peer zelve op 11/11 die uitbouwtrend
gesignaleerd.
Opvallend is het streven
om als deelnemer bij al die extra's aanwezig te zijn, wat steevast uitmondt in
een selfie op Facebook. Vanwaar die 'ik ben er ook bij'-dwang? Is het angst
voor de leegte? Wie zijn leven moet vullen in een bestaan zonder regels van
boven, heeft het niet eenvoudig in tijden waarin de reclame stijf staat van
slogans als 'Helemaal zoals jij dat wilt'.
We willen meer en lijken
onverzadigbaar. Is het om de wezenlijke vragen van het leven te vermijden? Méér
betekent ook: langer vertoeven in een gedroomde wereld. Als er één feest is
waarin de tijdsgeest weerspiegeld wordt, is dat de carnaval: gelukkig zijn anno
2017.
Carnaval is niet meer
dan een spel. Hopelijk vormden de
voorgaande dagen al een aangename herinnering toen u woensdag jl. op de fiets
stapte.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten