Tot voor een aantal jaren
liep er een nauwelijks weg te denken stroom van boeken over allerlei onderwerpen.
Met name via boekhandel Heinen vonden die hun weg naar belangstellende lezers.
Tien jaar geleden vernam ik tijdens een werkbespreking rond opgravingen in
Vleuten-De Meern ‘Hoe jaloers de stad Utrecht was op wat Brabants hoofdstad
wist uit te geven over de lokale historie’. De bron voor die uitgeefdrift lijkt
nu zo goed als opgedroogd. Niet dat er geen auteurs meer te porren zijn: de
fondsen zijn moelijker te vinden. Potentiele schrijvers en andere vorsers
blijven evenwel hun bevindingen presenteren via de cursus Boschlogie, tijdens
lezingen, via activiteiten vanuit het Stadsarchief, de BAM, Jheronimus Bosch
Artcenter, e.a. Inwoners die geen zin hebben om te lezen of om naar een
presentatie te luisteren, kunnen bijvoorbeeld ook naar de drijvende Boschparade
gaan kijken. Ook een aantrekkelijke manier om in het verleden te duiken.
Ongetwijfeld is deze lijst
veel langer te maken. Waar het om gaat, is dat de geschiedenis van de stad niet
zozeer voor het oprapen ligt, als wel gemakkelijk aan te raken (b)lijkt. Steeds
weer. En zo moet je nu werkelijk van een andere wereld komen, als je de
gedeeltelijke ‘herontwikkeling’ van de stadsmuur tegenover de Casinotuin niet
ziet. Die herbouw staat los van de discussie over de wenselijkheid van de
aanpalende autostalling of de keuze van de uiteindelijke naam.
Recentelijk vonden
jongeren de binnenstad ‘een openluchtmuseum voor bejaarden’. Ze bedoelden ermee
dat er voor hun leeftijdscategorie weinig te beleven valt. In elk geval kozen
de jeugdige zegslieden voor een kwalificatie met ‘museum’ erin. ‘Ouwe meuk’ was
bedenkelijker i.c. cultuurmagerder geweest.
Is belangstelling van de
historie van de eigen stad typisch Bosch? Op zich niet. Wel blijkt een
wachtlijstrijke cursus Boschlogie een uniek voorbeeld in ons land van cultuureducatie.
Er is zelfs een onderdeel Jeubo: Jeugdboschlogie. Ook (nieuwe) raadsleden en ambtenaren
kunnen er binnen Rambo een maatgesneden inwijdingsmodule volgen. Laten we
zeggen dat in Den Bosch een bovengemiddelde inspanning bestaat voor de studie
van de lokale geschiedenis en voor de kennisverspreiding. Vaak wordt die
inspanning verricht door ‘vrijwilligers’, die ik graag liefkozend ‘gèk van de
stad’ noem.
Een effect van al die
inspanning is dat de kennis en de bewondering bijdragen aan een voorzichtigheid
voor het cultureel erfgoed die zich met enige regelmaat vertaalt in
behoudzucht. Deze zit vernieuwing in de weg en zet de discussie tussen de
onverzettelijken en de rekkelijken op scherp. Een prachtig voorbeeld hiervan is
de discussie over de herinrichting van de Markt met puthuis en Mariakapelletje.
Of de vraag of de Vughterpoort weer terug moet komen. Voor de een belangrijke
stap in het zichtbaar maken van het gedeelde verleden, voor de andere een
poging tot vertrutting en vereftelingisering van de binnenstad.
Is de felheid waarmee discussies
over afbraak, behoud en historiserend bouwen gevoerd wordt van invloed op de
rijping van de ‘Bossche ziel’? Ongetwijfeld. Twintig jaar geleden noemden
jongere bewoners Den Bosch nog wat vlakjes ‘De stad van ons moeder’. Inmiddels
laten ze die ‘trouwe ziel van huis en haard’ met respect resideren in een
museaal opluchtbejaardenhuis.
(wordt vervolgd)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten