maandag 1 december 2014

Bossche ziel (8); polletiek


Blijft over het politieke klimaat als beïnvloedende factor tijdens de ontwikkeling van de vermeende Bossche ziel. In mijn jeugd was de stad – zoals zo veel anderen in het zuiden – een katholiek bolwerk. In alle dimensies, waaronder dat van de lokale politiek. Zo rond 1970 won de PvdA terrein, hoewel de burgemeester traditioneel in het kamp van de KPV en de latere CDA bleef komen. De 65-plussers die nu de ruggengraat vormen van Knillis, waren jonge en vernieuwende lieden toen de stad zo’n veertig jaar terug opnieuw uitgevonden moest worden. Er waren er meer die eraan meewerkten om het behoudende karakter bij te stellen. Krachtige (‘rooie’) wethouders als Lensen, Dona, Van Beers, Van der Beek en Tetteroo kregen de kans op voortvarende wijze mee te laten gaan in een veranderende wereld.

En vervolgens werd Den Bosch lui. Tevreden met zichzelf. En ook na elke stembusgang gefragmenteerder, want het aantal kleuren in de gemeenteraad bleef maar groeien. Bij de verkiezingen van 19 november jl. werd duidelijk dat vijf zowat even grote partijen met elkaar dóór een deur zullen moeten gaan kunnen. De D’66-formateur zou er goed aan doen om bij de zuiderburen een workshop te volgen in hoe hij zoveel springende kikkers in een kruiwagen kan krijgen en houden.

Eigenlijk gebeurt er nauwelijks nog iets spannends in de Bossche politiek. De laatste twintig jaar zijn als een fietsband die langzaam leegloopt: de fut is er stukje bij beetje uitgeraakt. En met de crisis als argument, vormen de afgelopen vijf jaar een dieptepunt. Indien bij de vorming van de nog jonge en bevattelijke Bossche ziel de lokale politiek een inspirerende factor moet zijn, is het voor de opgroeiende jongens en meisjes beter om te verkassen. Wat te denken van het feit dat in deze stad zo vaak wethouders plots en niet altijd met een duidelijke reden tussentijds hun zetel verlaten terwijl de rest van hun collega’s het vlot drijvende moeten houden. Dat er geen brug gebouwd wordt, of er is gedonder mee. Dat een extern bureau het werkklimaat op het stadhuis moet komen bestuderen waarbij het concludeert dat het schort aan helderheid op allerlei gebied. De oude hertogstad is net Italië: het leven gaat door, ondanks de lokale overheid.

Hoe sterk overigens die lokale overheid kan werken op het gedrag van de inwoners, stond op 23 november jl. in een artikel over Napels, ook Italië. Desgevraagd door ‘El País Semanal’ geeft Giuseppe Ferraro aan dat de Napolitanen elke overheidsinstantie als ‘de vijand’ beschouwen, waartegen je permanent strijd moet leveren. De verklaring voor de aanwezigheid van dit aspect in de ‘Napolitaanse ziel’ zoekt de prof in de lokale geschiedenis: ‘De stad vanaf de stichting alleen door vreemden bestuurd’. Ze kwamen uit Griekenland, Rome of Spanje. En ook nu is nog steeds elke autochtoon ongewenst aan de top. Zo werk je dus ongehoorzaamheid in de hand.

Natuurlijk staat Den Bosch in de politieke onmacht niet alleen: daarin loopt de stad in de pas met een landelijke trend. Er zijn ook uitzonderingen. Ver hoef je daarvoor niet te gaan: Tilburg en Eindhoven vertonen om de een of andere reden nog (steeds) de nodige veerkracht. Den Bosch is op ‘polletiek terrein’ een bange stad geworden. Hiervan is het gezeul met het theater een dieptreurig voorbeeld. Is het zo dat ten stadhuize op het pluche bij voorkeur hazenharten komen te zitten? Is kijken met welk konijn de D’66-fomateur uit de hoge hoed tevoorschijn tovert.


(wordt nog één keer vervolgd: de conclusie)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten