Deze tekst
verscheen op 20 maart als column in de rubriek ‘Onder de Boschboom’ in De Bossche
Omroep.
Is het bijzonder dat er
uiteindelijk zoveel werken van Jheronimus Bosch in Spanje terecht zijn gekomen?
Nee. Als de ‘Katholieke Koningen’ Isabella I van Castilië en haar man Ferdinand
II van Aragon in 1492 bij Granada het laatste Arabische bolwerk op het Iberisch
Schiereiland in handen krijgen, wil Isabella Spanje weer zo snel mogelijk bij
de andere Europese landen aansluiting laten vinden. Allereerst moet iedereen
katholiek worden, net zoals ‘vroeger’ onder de Visigotische vorsten (rond 700).
Zoals eigen is aan totalitaire leiders, kiest ze voor uitsluiting en zuivering.
Joden die zich niet bekeren, stuurt ze in datzelfde jaar het land uit. In de
loop van de tijd volgen de moslims. De Spaanse Inquisitie gaat toezicht houden
op het rechte geloof.
Ook door middel van de
kunst wil Isabella Spanje laten herintreden. Italië gaat een belangrijke bron
vormen én De Lage Landen, toen nog onder de Bourgondische vorsten. Vooral de
zogenaamde ‘Vlaamse Primitieven’ zijn favoriet bij de vorstin. De liefde voor
die kunstenaars uit centra als Brugge en Antwerpen heeft ze van thuis meegekregen.
Uit met name het graafschap Vlaanderen en het hertogdom Brabant trekt ze (met
belastingvoordeel) kunstenaars en handswerklieden aan. En vanuit Antwerpen
beginnen scheepsladingen schilderijen, altaarstukken, houten stoelen en fijn
linnen hun weg te vinden naar het zuiden. Isabella legt een kunstcollectie aan
waartoe ook werk van de ‘Vlaamse Primitief’ Jheronimus Bosch behoort. Kringen
rond het koningspaar nemen deze voorliefde over en in de loop van de jaren
wordt de kunst uit onze streken een hit onder de Spaanse bovenlaag. Er ontstaat
zelfs een ‘estilo gótico hispano-flamenco’, een Spaans-Vlaamse gotiek. De
nazaten van Isabella en Ferdinand zetten deze trend voort: Karel V, Filips II,
III, IV. Vooral Filips II groeit uit tot een bewonderaar van verzamelaar van
Bosch.
De aandacht voor de werken
van Jheronimus Bosch - die in Spanje tot de ‘primitivos flamencos’ behoort -
past binnen een trend. Dat ze de lange (boot)reis naar het zuiden overleven,
mag wel degelijk bijzonder heten. Al lijkt in de 15de en 16de
eeuw het vervoer over zee de aangewezen weg, zonder gevaar is deze niet. De
schepen richting Spanje vormen een interessante prooi voor kapers en -
afhankelijk van de politieke verhoudingen - voor buitenlandse oorlogsbodems.
Uiteraard spelen ook de elementen een rol. Ladingen bestemd voor Castilië gaan in
stormweer verloren, onderweg naar Cantabrische havensteden als Santander,
Laredo en Bilbao. De Golf van Biskaye staat bekend om zijn grillige klimaat. Zo
verliest Mencía de Mendoza werk van Bosch, waarschijnlijk door een schipbreuk..
Eenmaal aan wal, moeten de
schilderijen de woeste en steile Cordilleria Cantábrica over. Ze worden - goed
ingepakt - vervoerd in aangespannen karren, op muilezels, of daar waar zelfs deze
lastdieren niet kunnen komen, op de rug van mensen. Het wegennet is slecht, het
weer in de bergen onvoorspelbaar, rovers zwerven rond en niet anders dan met de
grootste moeite komt de eerste grote stad in zicht: Burgos. Vanaf daar worden
de omstandigheden wat gunstiger en verloopt het vervoer vlotter.
Meer weten? Lees Harry van
den Berselaar en Lieve Bedeer, Kunst van de Lage Landen naar Spanje, Bossche
Kringen nov. 2015.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten