
In
de laatste week van mei fietsen en wandelen we vier dagen door een stuk van het
Franse departement Pas-de-Calais. Donderdagmiddag verkenden we te voet een
moeras bij Camiers. Een soort ‘De Moerputten’, tussen Den Bosch en Vlijmen. Met
knuppeltjespaden en al, alleen gevarieerder in begroeiing. Vrijdag op de fiets
door een heuvelend achterland naar Le Touquet-Paris-Plage en gisteren, opnieuw
op de fiets naar Boulogne-sur-Mer.

Victor
Hugo heeft Montreuil gebruikt als decor voor zijn boek ‘Les Misérables’. Een
sociaal drama dat later om zijn tranentrekkende liefdesverwikkelingen in een
musical verdwaald raakte. Op een centraal plein vindt de jaarlijkse boekenmarkt
plaats. Hugo’s pil ligt er niet bij. Wel ‘Le travail industriel des femmes
mariées’ van Mathilde Decouvelaere en Eugène Duthoit. Een boek uit 1934,
uitgegeven door de universiteit van Lille/Rijsel.
Waren er tijdens het
interbellum in Nederland vrouwen werkzaam in de industrie? Mijn moeder was toen
31 jaar en als gehuwde vrouw thuis met drie kiendjes. Haar oudste kind, ‘ok ‘nnen Harrie’, was toen al drie jaar dood. Toen ze op haar 24ste trouwde,
had ze precies de helft van haar leven gewerkt. Gelukkig niet in de industrie.
Op de meest onverwachte momenten gaan mijn gedachten naar dit soort
familiegeschiedenissen. En denk ik met eerbied en waardering aan mijn ouders.

Een stad
om te mijmeren: daar nodigt het decor toe uit. We volgen de aanwijzingen van
degene die deze route uitzette. Een groot deel leidt over de wallen: prachtige
uitzichten over de omringende vlaktes, mooie inkijkjes richting binnenstad.
Op enig
moment lopen er drie dertigers voor ons: een man en twee vrouwen. Een van de
dames stapt van het pad om een van de dikke bomen die de ‘remparts’ omzomen,
stevig te omhelzen.
Ze neemt de tijd; haar compagnons wachten geduldig. We
hebben het over prinses Irene en ‘bomenknuffelares’. Als we haar en haar ‘houtere
klaas’ passeren, maakt de jonge vrouw zich los om vervolgens met haar rug tegen
de boom aan de schuren. ‘Gekker kans de mens niet worden’, denk ik. Mijn pa
zaliger zou beslist gezegd hebben: ‘Ieder z’nne meug, sprak d’n boer. En vrat ‘n
baal hooi’. Er bestaan ruigere varianten op deze spreuk.

Het hoogtepunt
van de rondgang door Montreuil is het gedeelte dat door de 'Citadelle' leidt. Een part
van de stadsgeschiedenis valt hier - met behulp van wat borden - van de verdedigingswerken
af te lezen. Uit de eerste donjon groeide een kasteel, dat langzaam uitdijde tot een vestingstadje.
Er zijn tunneltjes en onderaardse trappen die naar het hogere gedeelte gaan waar een replica van een 'goedendag' staat. Volgens de tekening was er een team mannen nodig om met dat ding een zware steen richting aanstormende hordes te werpen. De tijd van kokende olie die van de tinnen werd gegoten. En gevangen genomen vijanden met kettingen in vochtige kerkers werden vastgeklonken tot het losgeld betaald was.
Er zijn tunneltjes en onderaardse trappen die naar het hogere gedeelte gaan waar een replica van een 'goedendag' staat. Volgens de tekening was er een team mannen nodig om met dat ding een zware steen richting aanstormende hordes te werpen. De tijd van kokende olie die van de tinnen werd gegoten. En gevangen genomen vijanden met kettingen in vochtige kerkers werden vastgeklonken tot het losgeld betaald was.

Over het
geheel van dit ‘feest’ hangt een ontspannen sfeer die me doet denken aan het
Vliegerfestival in Den Halder. Daarvan vond de laatste editie plaats in 1985.
Ik zei het al: Montreuil: een plaats om te mijmeren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten