woensdag 29 april 2020

Lak



Het leven stelt ons slechts één vraag. En die is niet mis: ‘Waartoe zijn wij op aarde?’ Wie zoals ik een verleden met de catechismus kent, herinnert zich een pasklaar antwoord: ‘Om God te dienen en daardoor hier en hiernamaals gelukkig te zijn’. Gegarandeerde zekerheid alom. Zekerheid alom. Deo gratias.

Op een dag verdween samen met God de garantie op een onbekommerd bestaan. ‘Onbekommerd’ in die zin dat alles wat wij als gelovigen op aarde ondernamen, in dienst stond van het hogere doel: de eeuwige zaligheid die de Heer ons in het vooruitzicht stelde. Ook de tegenslagen in het leven leidden daartoe. Op het doodsprentje van de oudste bij ons thuis, die als peuter stierf, schreven mijn ouders: ‘God gaf hem ons, God nam hem ons, Gods name zij geprezen’.
Kom daar nu maar eens om.

In het goddeloze tijdperk dat volgde, veroverden de Boeddhabeelden de tuinen, werden de dijken tegen het water steeds weer op deltahoogte-plus gebracht en verschenen er elk jaar weer nieuwe glasheldere verzekeringen tegen allerlei kwaad van buitenaf. Tot voor kort heette ‘geluk’ zomaar ‘een keuze’ en ‘afdwingbaar’ te zijn. In een maakbare wereld kon dat. In diezelfde wereld was er toch ook nog ruimte voor het vermoede bestaan van een vaag ‘iets’: een soortement hogere macht en het geloof daarin baarde de schitterende slogan ‘toeval bestaat niet’. Hoop doet leven.

Met de komst van Covid-19 nam het lot revanche op al onze glasheldere zekerheden en op de hardnekkige ontkenning van het toeval. Dat laatste blijkt wel degelijk te bestaan. Het slaat genadeloos toe. Navrant hierbij is dat in Nederland het grootste menselijke leed, met het hoogste aantal doden en zieken, het zuiden van ons land treft. Carnaval wordt genoemd als stuwende verspreidingsbron. Carnaval, een feest met een katholiek verleden. Carnaval: in ‘normale’ tijden een ode aan het onbekommerde bestaan.

En nu zitten we dan thuis. Althans: zo heet dat. Het toeval wilde onlangs dat mijn vrouw en ik eerst de lockdown in Spanje meemaakten en vervolgens die in Frankrijk. Het derde lege land op onze terugreis naar Nederland was België. En toen we 21 maart Brabant binnenreden, bleek ‘iedereen’ buiten te zijn. Druk op de snelweg, druk op de fiets- en wandelpaden.

Hoe dan ook: wij Nederlanders zijn de laatste tijd meer thuis dan voorheen. Niet iedereen, want boa’s en politiemensen hebben het erg druk om mensen op hun plaats te wijzen. Waarschijnlijk zijn dat de coronablockers, waarvan we er volgens een enquête zeker 2 miljoen hebben. Daaronder bevinden zich volgens hetzelfde onderzoek veel mensen die werkzaam zijn binnen de financiële dienstverlening. Echt verbazingwekkend. 

Vandaag, 28 april, protesteerden een paar honderd betweters in Den Haag tegen de huidige beperkende maatregelen. ‘Leven gaat voor dood’, stond er op de spandoeken. Intelligent gezien, want eerst is er leven, dan volgt de dood. Ongetwijfeld wordt bedoeld dat het ze geen bal interesseert of er iemand aan Covid-19 sterft. Zoals sommige Holocaustontkenners naar Auschwitz-Birkenau gestuurd worden, mag dat clubje nitwits een voetreis door Uden en Meierijstad opgelegd krijgen. De vergelijking is niet proportioneel wat leed en slachtoffers betreft: de overeenkomst is het ook door de Binnenhofschreeuwers gedemonstreerde lak aan de waardigheid van de mens.

Welk leven gaat voor de dood? Vertier, afleiding, vermaak? Ieder zoekt een grond voor zijn daden. Naar mijn overtuiging gaat die ‘grond’ verder dan cafébezoek, festivaltrance, pretparken of twee uur in de file voor een aardbeienautomaat. Leuk allemaal. Maar lekker is maar ene vinger lang. Geluk zit ‘m in andere zaken. Mogelijk eerder in weggeven dan in ontvangen. Het is niet voor niks dat de laatste jaren vrijwilligers oranjelintjes opgespeld krijgen. En dat nu zorgmedewerkers eindelijk gewaardeerd gaan worden. Waartoe zijn wij op aarde? Om ook de ander vooruit te helpen. En daardoor hier gelukkig te zijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten