Of deze. B.: ‘Ik zoek
iemand die zo helemaal zichzelf is’. A.: ‘Ik leid niet aan het meervoudige persoonlijkheidssyndroom’.
Ook nog niet als respons kunnen noteren. Uiteraard bedoelt B.: ‘Ik zoek iemand
die niet-ideale trekken gewoon nu durft te tonen’.
Waarom ik op 17 januari
juist hieraan denk op weg naar het natuurpark Cabo de Gata valt niet moeilijk
te raden. Na de afslag op de Autovía del Mediterranéo naderen we al snel Campohermoso.
In tegenstelling tot de naam valt er niets fraais te ontdekken aan dit gebied. Het
is een zee van kassen, waarbij tijdens de bouw niet gekeken is op een hectare
plastic meer of minder. Het lichtglooiende landschap deint blikkerend in de
zon. In het plaatsje zelf lijken de seizoenarbeiders niet te wonen in
zogenoemde ‘migrantenhotels’; voorzieningen waarover in Nederland zo vaak discussie
ontstaat. De gezinnen hier moeten het doen met onderkomens die aaneengeregen met
een mooi Frans klinkend woord een ‘bidonville’ vormen.
Dat begrip leerde ik in
1965 toen ik met familie langs een krottenwijk kwam in Casablanca. Niks ‘wit
huis’, net zomin als Campohermoso nu een ‘aantrekkelijk gebied’ is. De term
‘bidonville’ verwijst naar blikken vaten die ‘opengevouwen’ zijn tot platen. In
deze Spaanse stad zijn de krochten van metaal, hout en veel plastic. De
bewoners komen veelal uit Roemenië, Marokko en de landen bezuiden de evenaar.
Moderne slavernij.
Het oorspronkelijke Campohermoso
is het product van een wet uit 1939, gericht op de ontwikkeling van
achtergebleven gebieden voor de producten uit land- en tuinbouw. In een
omgeving als deze is geen plek voor fratsen. De seizoenarbeiders kennen geen luxe.
En zeker niet om zich de knellende vraag te stellen of ze wel dicht bij zichzelf
blijven.
Even verderop wordt het
beeld uit de reisgidsen weer opgepakt. De ontnuchtering ebt weg. Cabo de Gata
wordt in alle beschrijvingen aangeprezen als een mooi en beschermd gebied.
Vandaag zullen we er een klein stukje van leren kennen. De zacht glooiende
halfwoestijn voert naar de kust. We arriveren in het zonnige en nu zeer rustige
minidorpje Las Negras. Een plaatje. In de kleine supermarkt doen hippies hun
inkopen, stappen vervolgens in een vlet en varen naar het moeilijk bereikbare ‘historische’
San Pedro. Ik laat me fotograferen bij het strand onder het bord met de tekst die
uitnodigt ‘om me hier te kussen’. Las Negras hebben we snel gezien: hier
overwinteren lijkt klimatologisch aantrekkelijk; wij zouden er na een week
gillend wegrennen. Zoveel rust hoeft nou ook weer niet.
Om Campohermoso niet meer te hoeven
zien, volgen we na de lunch de smalle en slingerende kustweg langs Agua Amarga.
Op een aantal punten herinneren torens en karkassen van gebouwen aan de
voorbije mijnbouwactiviteiten. Bij de parkeerplaats van het Mirador de la Playa
de los Muertos genieten we van het prachtige uitzicht op de kustlijn.
Eenmaal Carboneras
voorbij, naderen we Mojácar Playa. Voor de langgerekte bebouwing begint,
domineert het Castillo de Macenas het kleine strand. We zullen in deze hoek nog
een aantal keren terugkomen.
De versterking is qua architectuur de evenknie van
het exemplaar dat we eerder 20 km meer naar het noorden in Villaricos zagen. In
beide exemplaren huist een dependance van het VVV. Althans in de
zomermaanden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten