Als kind kroop ik dan bij mijn ouders in bed. Was het de volgende morgen nog niet echt bie te noemen, dan verhuisde ik naar beneden. Daar werd van twee luie stoelen een bed gemaakt. De hele dag aanspraak.
'Luste al wè?' , vroeg moeder op gezette tijden. Slappe thee moest, om uitdroging te voorkomen. 'Ge het veul vocht verlore', en zij wist het. Als ik tegen de middag nog geen vast voedsel op had, was het: 'It wè, anders worde nooit beter'. Dan kwam ze met een bordje witte warme rijst waarover ze kaneel had gestrooid. Een paar hapjes waren al genoeg om de voormalige 'vuile maag' weer van kracht te voorzien.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten