
‘Bezoekers met een e-ticket moeten aansluiten in de rij. 2/3 van de bezoekers in de rij heeft een e-ticket’, valt op raambiljetten te lezen. We schatten de wachttijd op een uur. Blijmoedig ronden de spijtoptanten - want waarom zou je eerder gaan als de expositie t/m 6 januari loopt - het verste punt van deze slang: een vestiging van McD. ‘Koffie terwijl je wacht’. Als we niet tot dat 2/3de deel behoord hadden, zou ik dan nu niet al bij Dudok achter de appeltaart gezeten hebben?
Achter de toegangsdeur van Post Rotterdam houdt de rij nog even stand. Een dozijn tweetalige infobordjes plaatst Leonardo da Vinci in zijn tijd. Daarna komt zijn genialiteit aan bod. Van de 200 getoonde voorwerpen is alles nep. Mooi nep. Instructief nep: een plezier om naar te kijken. De eerste reconstructie eist zeker vijf minuten al mijn aandacht op: een houten mechaniek om palen van de grond te tillen en recht te zetten. Bijzonder handig en rugsparend. Hij had er kijk op.

De laatste zaal brengt de geheimen achter de Mona Lisa in beeld. Dankzij moderne technieken kunnen de originele heldere kleuren van de nu wat donkere afbeelding gereconstrueerd worden. Bovendien blijkt het aannemelijk dat de dame in kwestie echt wel wimpers en wenkbrauwen gehad moet hebben.
Van veel van zijn bedenksels bestaat niet meer dan een tekening op papier. De boekjes met zijn notities gingen voor een groot deel verloren. Evenals zijn schilderijen. Hoe kan één man dit allemaal gekund hebben?
Met die vraag moet een van zijn jongere broers ook geworsteld hebben. Die vond dat het geestelijke vermogen van de kinderloze Leonardo ‘doorgegeven’ moest worden. Hierover rept de tentoonstelling niet. Eenmaal thuis zoek ik het verhaal nog eens op in het bijna antieke (1971) ‘Het speurend oog van Leonardo’.

Een mooi verhaal.
Van Post Rotterdam naar Dudok aan de Meent is het overigens bij wijze van spreken slechts een kwestie van oversteken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten