zondag 26 mei 2019

Dagboek Portugal (7); een oud lenteritueel


20/05
Na het ontbijt (buiten in de zon) lopen we nog even door de Pousada Convento Beja. Net iets voorbij onze kamer (een omgebouwde cel van de Minderbroeders) ligt links een grote hal. Ideaal voor een presentatie, lijkt me.

Uiteraard is er ook een kapel en een flinke tuin. De oudste vermeldingen over de aanwezigheid van het klooster dateren van 1268. Na de opheffing van de ordes, in dit geval die der Franciscanen, trok het hoofdkwartier van de infanterie in het lege gebouw,

Vervolgens gaan we Beja (bee-zje) in. Het stadje is door Julius Caesar zelve gesticht in 48 v. Chr. als Pax Julia. Grappig dat een veroveraar het woord ‘vrede’ gebruikt.

Als we door de hoofdstraat lopen, zien we kleine bruidjes. Communicantjes? Op maandagmorgen? Bovendien zijn ze iets te jong. De trotse vader van een van de deelneemstertjes legt een en ander uit.

Het is het feest van de Maias (As Maias de Beja); een traditie die teruggaat op de Romeinse tijd. De lente wordt gevierd. Nu kiest elke straat een Maia. De kandidaten (op foto onherkenbaar gemaakt) zitten op een troon, omgeven met bloemen en palmtakken die verwijzen naar die lente en naar de vruchtbaarheid van het land.

De temperatuur is met 22°C aangenaam. (In de zomer is Beja regelmatig de warmste plek van Portugal.) Een fris briesje begeleidt ons. Het bovenste deel rond de vesting oogt het meest interessant. De toren van het middeleeuwse fort is al van een afstand te zien.

Een vrouw die haar hond uitlaat, wijst zonder woorden naar links. Kennelijk moeten we door een poort naar een pleintje. Daaraan ligt een kapel. Deze blijkt te behoren bij het Santa Casa de Misericórdia de Beja, een gasthuis dat eind 15de eeuw ontstond. Religieuzen en leken maakten er werk van de zorg voor armen, leprozen en andere behoeftigen.

De Capela de Nossa Senhora de Piedade heeft een met bladgoud versierd barok interieur. De dame die er ‘op de ontvangst staat’, geeft aan dat een stichting het werk van de stichters voortzet.

Het is nu niet ver van het middeleeuwse kasteel. De restauratie is (recentelijk) uitgevoerd met een bijdrage van de EG. We beklimmen de toren en 152 stenen treden later hebben we een mooi uitzicht over de witte hooggelegen stad.

Bij de pousada halen we de auto op, doen onderweg inkopen voor de lunch en gaan richting tolweg.

Als we de grens met de Algarve gepasseerd zijn, neemt richting kust het aantal reclameborden toe: voor een dierentuin, een waterparadijs, een makelaar in luxe onderkomens. Gelet op de huizen in het heuvelende landschap hebben de nodige lieden hier boven Faro hun makelaar weten te vinden. Het boerenlandkarakter heeft plaats gemaakt voor een sfeertje dat direct met ontspanning, vakantie en misschien ook luxe in verband gebracht kan worden.

Tegen 16.00 uur arriveren we bij Estoi, waar we een weg met kleine kasseien oprijden richting het laatste onderkomen van deze trip. Twee nachten zullen we verblijven in Pousada Palácio de Estoi. Vanaf ons balkon zien we aan de horizon de zee.

Dagboek Portugal (6); baby-Portugees en poreus marmer

19/05
Manuel II was de laatste koning van Portugal. Na zijn afzetting in 1910 leefde hij in Engeland. Zo kwam het familiepaleis van ‘het huis van Bragança’ leeg te staan. Nu is het - met stichting als rechtsvorm - open voor het publiek. Het gebouw is - aan het ruime centrale plein in Vila Viçosa - de grote buurjongen van ‘onze’ pousada

We bezoeken het paleis o.l.v. een gids. Op zondag vinden de rondleidingen alleen in de landstaal plaats. We blijken de enige buitenlanders in de groep. Het Portugees lijkt op het Spaans. Zeker als je het leest. Uitgesproken klinkt het als ‘boejz de goejz de beujz’. Dankzij de kennis die we van het Spaans hebben, weten we voldoende te ontcijferen om het verhaal te kunnen volgen. In navolging van de Duitse komiek Hans-Peter Kerkeling noemt mijn vrouw onze prestatie ‘baby-Portugees’.

Als eerder gezegd, is het in tegenstelling tot onze vroegere tochten hier, niet (echt meer) nodig om Frans te spreken: Engels is de gezamenlijke taal geworden. Spaans had ook gekund, alleen is dat in dit land net zo geliefd als het Duits in Polen.

Het voelt als een bezoek aan Het Loo in Apeldoorn. (Met dit verschil uiteraard dat het huis Oranje-Nassau nog op de troon zit en de regerend vorst zijn getwitterde felicitaties aan Duncan Laurence lekker zen kan onderteken met WA en Máxima.)

Heel prachtig allemaal. Veel kunst en ambacht. Waaronder wandkleden uit Brussel en Mechelen, plus tapijten uit (inderdaad) Arraiolos. Op het toppunt van macht woonden er 500 personen: de hertog, een roedel edelen en bedienden. ‘En maar mee-eten’, riep Wim Sonneveld. In de keuken tel ik al gauw 300 koperen pannen. (Er was een blinde hoek; ruw geschat kom ik 400.) Hierna  gaan we naar de tuinen en hier mogen we foto's maken. We verlaten het complex via de 'Poort der Knopen'.

Na de laatste koning volgden tot 1926 de verschillende (45) kabinetten elkaar snel op. Om een eind te maken aan de stoelendans, verscheen er (zoals vaak) een sterke man op het toneel en wel in de persoon van António de Oliveira Salazar. In buurland Spanje gebeurde in ongeveer dezelfde tijd ongeveer hetzelfde. De republieken van Salazar en Franco hielden het op dictatoriale wijze bijna vier decennia uit. Van Salazar moet gezegd worden dat hij al snel de staatskas op orde had en het analfabetisme in 1940 teruggebracht had van 80% tot onder de 50%. Verder was het, zoals in Spanje, ellendig voor wie niet in de pas liep. Tot veler verbazing werd in 2007 tijdens een radio- en tv-referendum dezelfde Salazar met 41% verkozen tot de grootste Portugees aller tijden.
Toen ik drie weken terug op een zeer verlate boemel stond te wachten in het Italiaanse Caravaggio, riep ik naar mijn nichtje toe dat onder Mussolini - ook zo’n frisse fascist - in elk geval hún treinen op tijd liepen!

Terwijl ik naar de rijke inrichting van het paleis kijk, denk ik: ‘Mijn ouders konden in 1910 al lezen: aap-roos-zeef-muur. Met het katholieke leesplankje. Van R.K. Jongensweeshuis Zwijsen in Tilburg. Op hun 12de moesten ze aan het werk; dat dan weer wel. Op het platteland van de Alentejo moeten in de landbouw de middeleeuwen tot in de jaren ‘50 voortgesudderd hebben.

Iets verderop bevindt zicht het Museo do Mármore. Op veel plekken in deze streek zie je - vergelijkbaar met de afvalbergen bij de (voormalige) steenkolenmijnen - in dit geval hopen witte, dooraderde blokken boven het landschap uitsteken. Onbruikbaar. Wat voldoende zuiverheid bezit, maakt Portugal, na Italië, tot tweede marmerproducent van de wereld. Over een oppervlakte 40 bij 12 km zit hier (voorlopig nog) genoeg in de grond. Het resultaat van eeuwen ‘druk’ op samengeperste (schelpen)kalk uit tropische zeeën, over klimaatverandering gesproken.

De stad noemt zich ‘Vila de Mármore’. In de periode 19  28  juli vindt hier de eerste editie plaats van een internationale ‘marmermeeting’ plaats: ‘Alstones. Alentejo’s Stones in the World’.

Dit en andere wetenswaardigheden komen we aan de weet in het museum. We worden hier rondgeleid door een dame die tot onze verrassing uitstekend Nederlands spreekt. Geleerd in Rotterdam toen zij daar op school (havo) zat.

De familie keerde zoals bij veel gastarbeiders uit Griekenland, Spanje en Portugal het geval was, na enige tijd terug. Haar vader - hij had in zijn jonge jaren in het marmer gewerkt - kreeg op latere leeftijd last met ademhalen. 80% van de beroepsbevolking van het stadje is rechtstreeks of indirect betrokken bij de marmerindustrie. Het werken in de dagbouw (bij de particuliere ondernemingen) wordt in de praktijk geleerd. Omdat mond-neuskapjes en oorbeschermers niet populair zijn, komen stoflongen en doofheid vaak voor. 

Mijn moeders vader Harrie en haar broer Jan - steenhouwers - leden eveneens aan silicose.

Wat is niet wist: marmer is poreus. 

Dan rijden we verder naar de volgende halte: Beja. Daar melden we ons bij de receptie van Pousada Convento Beja. De historie van dit voormalige klooster der Minderbroeders gaat terug tot 1268. Oorspronkelijk lag dit Franciscanenklooster buiten de muren van de oude vesting. Inmiddels bevindt het zich aan de rand van het oude centrum.

zaterdag 25 mei 2019

Dagboek Portugal (5); knooppunt

18/05
Voor we vertrekken, maken we nog een wandeling over het uitgebreide terrein van de pousada in Arraiolos. We kunnen dankzij onze eigen kloosterlijke kostschooltijd zeggen dat de nonnen hier op een mooie plek zaten. De schoonheid van m.n. de kapel maakt indruk op ons. Het interieur bevat een indrukwekkend aantal tegeltableaus.

De lijst van de toegangspoort is in de zogenoemde 'estilo manuelino', een voor dit land zeer karakteristieke laatgotische stijl. deze bevat veel motieven die het land kenschetsen als zeevarende natie. Er zitten nogal wat 'zeemansknopen' in verwerkt. Overal in Portugal tref je deze nadrukkelijke versieringen aan.

Toen we er zo'n 30 jaar geleden kennis mee maakten, stonden we allereerst verwonderd over de vormgeving om ons vervolgens te verbazen over de rijkdom aan imposante gebouwen die met name het gedeelte telt tussen Lissabon en Galicië. In een reisgids lazen we toen dat Portugal nooit buiten de eigen grenzen over zijn bouwijver zou hebben gerept, want 'het land stond eeuwen met de rug naar Europa en met het gezicht naar de zee'.  

Het eerste historische punt dat we in het stadje bezoeken is het Castelo de Arraiolos. Van deze vesting uit de 13de en 14de eeuw is het kasteel een ruïne; de forse wal is nog geheel intact. De kerk is van wat eeuwen later.

We dalen af naar het centrum. Er komt een groep mensen langs die met rood vlaggetje en pamfletten reclame maakt voor de a.s. Europese Verkiezingen. Traditioneel stemt Alentejo links. Ook nu zien we hamer en sikkel op de combinatielijst.

Het Centro Interpretativo do Tapete de Arraiolos bevestigt de faam die de plaats als tapijtstad al vanaf 16de eeuw heeft. Dankzij de Internationale Dag van het Museum is dit gebouw vandaag gratis te bezichtigen.

Geschriften en opgravingen laten zien dat Arraiolos al eeuwen een stad is waar de tapijtnijverheid bloeit. Opgravingen hebben bij het centrale plein (en ook onder het aanpalende) museum stenen kuipen aan het licht gebracht waarin wol geverfd werd. De gekleurde stof werd in gesponnen toestand in allerlei variaties op de kruissteek tot tapijten verwerkt op een ondergrond van jute of linnen.

Toen op enig moment de Moren overwonnen waren en uiteindelijk tot ongewenste vreemdelingen verklaard werden, vonden ze in de Alentejo - dat zich toen al links van het midden opstelde - emplooi in de aanwezige ‘industrie’. De instroom tapijtknopers nam de eigen Arabische invloed mee. Deze zorgden samen met vanuit Turkije en Perzië geïmporteerde specimen voor de Oosterse motieven die kenmerkend zijn voor de kleden die hier voor de bovenklasse gemaakt werden. En nog steeds worden. Op dit moment houden 200 personen zich thuis of in ateliers bezig met de vervaardiging van wand- en vloerkleden.

Een dame is in deeltijd werkzaam in het museum. We zien haar bezig. ‘Zware arbeid’, geeft ze aan in het Portugees. ‘Vooral voor de schouders’. Wij spreken Spaans en de conversatie verloopt naar wens. Een aantal originele werken uit Arraiolos hangt in andere musea. Daarvan is toch een aantal ook hier indirect aanwezig. De knoopster-in-kwestie brengt ons naar twee kopieën die zij gemaakt heeft in ‘muito tempo’; ‘mucho tiempo’, veel tijd.

In een soortement tearoom lunchen we voor de prijs van €5,30. Hoe is het mogelijk. Waarna we weer op pad gaan. Langzaam wordt het landschap heuvelachtiger. Het aantal wijngaarden en -huizen neemt toe. We komen in de buurt van marmer- en hertogstad Vila Viçosa.

De pousada ligt aan het grote centrale plein dat gedomineerd wordt door het imposante paleis van de hertog van Bragança. Het voormalige klooster was vernoemd naar de stigmata van Christus: ‘O Convento das Chagas de Christo’.

De Clarissen die hier huisden, waren van ‘goeden huize’. Veelal adellijke dames met een flinke bruidsschat - bijvoorbeeld in de vorm van langdurig rentegevende fondsen - woonden hier. Er was enige tijd zelfs plaats voor 80 religieuzen. Een aantal nam ook personeel mee. Van de vrouwelijke kunne, uiteraard. Het convent was het rijkste van Portugal.

De samenstelling van de bewoonsters doet ons denken aan het Madrileense nonnenklooster van de Descalzas Reales (klik), het rijkste klooster van Spanje vol ‘Vlaamse’ kunst. En nog steeds bewoond. Zou het Clarissenklooster ook zoveel kunst bezeten hebben als dat van de Spaanse collegae? (Zo ja, waar bevinden die objecten zich nu?)

Na de eerdergenoemde wet die in 1834 de kloosters en de religieuze orden verbood, diende het gebouw van deze zusters eerst als seminarie en later als vakantiekolonie; in 1997 werd het een pousada, onder de naam Pousada de D. João IV. Niet geheel toevallig, Jan IV was de eerste hertog uit het aanpalende paleis die ook koning van Portugal werd.

We nestelen ons op het balkon met uitzicht op zwembad en tuin. In het park van de hertog moeten pauwen paraderen: we horen hun roep. Het prachtige boek van Bart Van Loo ‘De Bourgondiërs’ heb ik na Alcácer do Sal dichtgelaten. Ik raak al goed op scheut met dikke pil. Als pauzenummer ben ik begonnen aan ‘Ik ben er even niet’ van Hans-Peter Kerkeling. Een mij onbekende Duitse komiek (Nederlandse vader) die zijn tocht over de Camino beschrijft. Hij begint aan de Franse zijde van de Pyreneeën en op dit moment is hij tot León gevorderd. Mijn vrouw heeft tijdens het lezen vaak gelachen. En veel komische passages geciteerd. Nu wil ik de tussenliggende stukken doornemen. Op exemplarische wijze sluit het mooi aan bij ‘Het leven als tragikomedie’ van Tim Fransen.

‘s Avonds dineren we onder de bogen van een statige zaal. Ook hier weet de keuken weg met de traditionele gerechten van de streek Alentejo. Lekker.





vrijdag 24 mei 2019

Bij de boer

Sinds afgelopen zomer kun je me met enige regelmaat op een boerderij bezig zien. In de Peel nog wel, waar aan Brabantse en Limburgse kant aan intensieve veeteelt, land- en tuinbouw wordt gedaan. Activiteiten die letterlijk en figuurlijk in een kwade geur zijn komen te staan.

Mijn overwegingen om - wanneer ik thuis ben - eens per twee weken ‘mee te helpen’ zijn van praktische aard. Genoemde melkveehouder zag vorig jaar dankzij de aanhoudende hitte en droogte zijn bed nog nauwelijks. En alle kleine beetjes inspanning van mijn zijde, zouden naar mijn idee van nut kunnen zijn. Vrijwilligerswerk kan op veel plaatsen.

De Berselaars waarvan mijn tak afstamt, waren generaties terug boer in Gemonde. De hang naar dit beroep zit echt niet in mijn DNA, een omschrijving waarmee allerlei lieden hun activiteit (meestal ‘passie’ genoemd) menen te moeten funderen. Het is evenmin zo dat ik tussen de flatsende koeien eindelijk een droom werkelijkheid zie worden. (Ook al zo’n tijdsgebonden bewering.) Ik vind het eigenlijk, nou ja, gewoon prettig. De eerste keren kwam ik bekaf, met stramme spieren en stinkend thuis. Nu alleen nog stinkend. De handigheid is gegroeid.

En al doende ook het zicht op de stelselmatige ‘mangeling’ van de vertegenwoordigers van deze sector. Vaak met de ballen tussen de bankschroef, om de klempositie met een beeldspraak duidelijk te maken. Boeren en boerinnen zetten in veel gevallen een familietraditie voort, en los van deze romantisch klinkende reden is het gewoon keihard werken. Zeven dagen per week. Met overtuiging. En met de verplichtingen aan de bank en de steeds veranderende overheidsregels in de nek. Waarbij dan ook nog de hete adem van het publiek is gekomen.

Ik schrijf het gewoon hardop: publiek dat ver van de natuur afstaat. Vijftig jaar terug verbaasde de jongste generatie me al met de vraag aan welke struik aardappels zouden groeien. Een paar weken terug gruwde de meest recente lichting Nederlanders bij de wetenschap dat een ei ergens bij de kont de kip verlaat. Ik zou willen dat ze vandaag bij de geboorte van een kalf (zie foto 1) geweest waren. Mooi man.

Vanuit een gemankeerd kennisveld spelen 20’ers en 30’ers voor eigen rechter door huisvredebreuk te plegen bij een Boxtelse varkensboer. Ze willen de vraag of de eigenaar - dan wel de sector - correct werkt, niet aan de rechter overlaten. ‘Als wij het niet doen, gebeurt er niks’. Met zo’n uitspraak schaart de niet georganiseerde groep zich bij het griezelige kamp waarin fundamentalisten al eeuwen hun heil en reden van bestaan zoeken. Het doel heiligt de middelen. Dat vond - om uit de talloze kandidaten maar ‘n voorbeeld te noemen - Pinochet destijds ook. Pinochet?

Vandaag was ik bij de boer. Van hem heb ik het devies overgenomen: ‘Als je goed bent voor de dieren, zijn zij goed voor jou’.
Dus: ‘Bertha 82, Toos 222 e.a.: het was prettig in jullie geurige gezelschap te verkeren’.

En nu gaan mijn kleren in de was en kruip ik onder de douche.

donderdag 23 mei 2019

Dagboek Portugal (4); eikels en stenen

17/05
Op vrijdagmorgen rijden we naar Comporta. Dit plaatsje hoort tot de gemeente Alcácer do Sal waar we twee dagen verbleven. De weg voert door een gebied dat ons aan Les Landes doet denken: lichtgekleurd zand, dennen, enigszins geaccidenteerd.

Na 20 minuten arriveren we in het plaatsje waar volgens een reisgids ‘bovenmodale Lissabonezen in het warme seizoen verkoeling zoeken aan zee’. Half mei is op deze bewolkte vrijdagochtend nog weinig van deze aanwezigheid te merken.

Temidden van de rijstvelden staat het Museu do Arroz, Comporta zelf is petieterig en aan het eindeloze en maagdelijke strand staan twee restaurants. Da’s alles. Waar al die lui onderdak vinden, is me een raadsel. Wellicht zien we niet alles.

Aan de horizon ligt Setúbal. Wat is het mooi aan deze kant van de oceaan.

Vervolgens terug naar Alcácer. We hebben de afgelopen dagen al wat politiecontroles gezien. Dit keer worden we staande gehouden. Voor ik het zijraam half open heb, worden we gemaand door te rijden. Onze nummerplaat bevat een X, zoals de meeste huurauto’s waarin toeristen hier rijden. En met de beste wil van de wereld zien we er samen niet echt mediterraan uit. 

Voorbij het stadje aan de Sado volgen we eerst een stuk met natte rijstvelden op rechts; later volgt aan weerszijden een landschap met eiken.

Bij Guadalupe bezoeken we een informatiecentrum. De bossen met eiken (de ene soort voor de kurkproductie en andere voor de varkenshammen) zijn beschermd. In Spanje heet dit oude landschap ‘la dehesa’; de zwarte varkens staan garant voor smeuïge ham. De naam hier is ‘a montada’.

De semi-open omgeving met bomen is ontstaan toen de menhirbouwers hier voer aan wal zetten. Ze waren geen jagers-verzamelaars meer: ze werden sedentaire boeren. De golf nieuwelingen waaierde uit tot in Bretagne.

Dat lezen we allemaal op borden die buiten opgesteld staan. Buiten d.w.z. naast een modern gebouw dat met  kurk bekleed is.

Binnen is te zien hoe de oude tv-cursus van Thea & Theo tot creativiteit heeft geleid. Nu de vraag naar afsluitende kurken afneemt, blijkt het materiaal ook geschikt als isolatiemateriaal in vliegtuigen. Of als ‘kunstleer’ voor basketbalschoenen.

Vervolgens gaan we in het bos op zoek naar de fallische Menir dos Almendres en de Cromeleque dos Almendres. Bij die laatste - met 100 megalieten de grootste steencirkel van het Iberisch Schiereiland - tot onze verrassing ook vijf in het wit geklede steenknuffelaars ‘los’. Waar je in gelooft, is een privé-zaak. Ze lopen ons niet in de weg; het oogt wel bizar. Afijn.

Dan richting Arraiolos. Het plaatsje valt al van verre op. Het is gebouwd tegen een solitaire heuvel en met name de ommuurde burcht domineert het landschap. Verschuilt zich daarin ons volgende onderkomen. Nog voor we de bebouwing bereiken, slaan we af en rijden een klein dal in. Daar bevindt zich de Pousada de Nossa Senhora da Assuncão Het zou zo nog bewoond kunnen worden door religieuzen.

‘s Avonds eten we in de pousada. De keuken blijkt ook hier sterk in de bereiding van lekkere gerechten op basis van de regionale traditie uit Alentejo.



Dagboek Portugal (3); ondergronds Alcácer do Sal

16/05 (2)
De ingang van de crypte ligt precies onder onze kamers in de pousada Dom Afonso II. Na een uitstekende inleidende film bezoeken we de ondergrondse etage. De permanente expositie begint met een samenvattende tijdsbalk ‘van nu naar toen’. Daarna lopen we tussen de fundamenten met elementen uit de IJzertijd, de Fenicische, Romeinse en Arabische periode. Ook zijn er grote en kleine vondsten uit deze tijdperken te zien.
Bij het herstel van het voormalige monument is er ‘sparend gebouwd’: de nieuwe dragende elementen hebben de aanwezige archeologische resten zo veel mogelijk gerespecteerd. 

Al lopende proberen we ons te oriënteren: ‘Op welke plek onder het hotel bevinden we ons nu?’

Op een bepaald punt valt licht naar binnen. Boven ons bevindt zich de glazen blok die we in het midden van de binnenplaats classificeerden als ‘kunstwerk in vijver’. Rond die open ruimte loopt de kloostergang. We zijn dus onder het claustrum, het centrale kloostergedeelte. 

In de loop der eeuwen hebben de sporen uit de verschillende bewoningsperioden zich met elkaar vermengd. Tekeningen en andere aanwijzingen maken duidelijk wat bij welke tijd hoort. 

De vitrines laten prachtige kleine vondsten zien. De Feniciërs brachten als eerste ‘bezoekers’ ook sieraden en amuletten mee uit bijvoorbeeld Egypte. 

Ik ben extra geïnteresseerd in wat ik tijdens deze reis tegenkom uit de Arabische periode. Voor Alcácer do Sal eindigde die - na iets meer dan vijf eeuwen - definitief op 18 oktober 1217. Dicht bij de pousada is met name de vestingmuur uit die tijd zichtbaar. Plus een opgeknapte toren die na zonsondergang mooi verlicht is. 

In de architectuur vallen meer zaken met Arabische wortels aan te wijzen. Typische schoorsteentjes bijvoorbeeld. Op sommige oudere plekken lijkt het alsof je in de kasba loopt. De rijstproductie die grootschalig langs de rivier plaatsvindt, kreeg een sterke impuls na 711. In de keuken-van-alledag is het nadrukkelijke gebruik van kruiden en specerijen als koriander en kaneel ook schatplichtig aan de periode tot 1217. 

Zoals in wat later Spanje werd, betekende ook hier de Reconquista geen abrupte breuk met de voorgaande tijd. Veel ‘Portugese’ Christenen waren Mohammedaan geworden, de oude moedertaal was verdwenen en daar waar het oude geloof en de romaanse volkstaal nog bewaard waren - bij de Moçárabes - bleken deze nauwelijks herkenbaar voor de ‘bevrijders’. 

In Portugal eindigde de Reconquista in 1249 met de herovering van Faro. De Spaanse in 1492 met de val van Granada. 

Voor ons is deze crypte een zeer verrassende ontdekking. Inhoud en vormgeving sluiten naar kwaliteit gemeten aan bij de grotere vindplaatsen in het Spaanse Mérida (Museo Nacional de Arte Romano) en Cádiz (la Casa del Obispo).
Een wat uitbundigere reclame voor dit fenomeen zou de pousada (en de gemeente) niet misstaan, suggereren wij ‘s avonds tijdens het diner aan de leidinggevende. 

Ter afsluiting van deze interessante en zonnige dag kiezen we opnieuw voor een menu dat de regionale keuken alle eer aandoet. Dit keer afgesloten met een Portugese cognac van het merk Macieira. 


Dagboek Portugal (2); bovengronds Alcácer do Sal

16/05 (1)
In 1834 vaardigde Portugal een wet uit die religieuze ordes en kloosters verbood. Eerder was zo’n maatregel al in Frankrijk genomen en later zouden ook Spanje en Italië zich niet onbetuigd laten.
Een aantal conventen ging verder als parochiekerk, seminarie, andere kwamen in particuliere handen. Of vervielen uiteindelijk aan de staat.

Hoe dan ook, aan de nodige (lege) kloosters ging de tand des tijds knagen. Zo is op oude foto’s te zien hoe het klooster op de berg van Alcácer do Sal erbij stond toen tegen het eind van de vorige eeuw toen met de ombouw tot een pousada begonnen werd.

Als we op donderdagmorgen vanuit deze ‘pauzeerplek’ (het Portugese etymologieboek verwijst voor de herkomst naar het Latijnse ‘een pauze of rust nemen’) aan een stadswandeling beginnen, lopen we eerst langs de voet van de Arabische muur die in de kleine bovenstad grotendeels nog aanwezig is. 

Uiteindelijk komen we bij de rivier de Sado waar we ter hoogte van het VVV een prachtig uitzicht op beneden- en bovenstad hebben. Langs straten, straatjes en trappen doen we verschillende bezienswaardige plekken aan. Soms onder begeleiding van het ooievaarsgeklepper vanaf de Igreja de Santiago.

Het mooiste zicht op het stadspanorama krijgen we als we via de fraaie Ponte Pedonal naar de overzijde van de Rio Sado wandelen. Hier bevindt zich de sport- en recreatiekant. Er liggen twee voormalige zeilschepen langs een mooie passage. Al dan niet gesteund met EG-gelden is het duidelijk dat het gemeentebestuur zijn best doet om de plaats aan weerszijden van de rivier aantrekkelijk te houden voor inwoners en bezoekers.

Terug in het oude kwartier naast de rivier is er een afwisseling van huizen, winkels en restaurants die strak in de verf staan en leegstand. Zo te zien hebben de laatste jaren met name vertegenwoordigers van de zogenoemde ‘kleine middenstand’ de deuren gesloten. De komst van grootgrutters zoals (ook) hier de Lidl, zal hieraan hebben bijgedragen. Het aantal inwoners over de laatste 40 jaar laat een afname van zo´n 15% zien.

We lopen terug naar ons tijdelijke onderkomen. Voordat het voormalige zwaar verwaarloosde  Clarissenklooster van Nossa Senhora de Aracaeli omgebouwd zou worden tot een pousada, vond er nauwgezet archeologisch onderzoek plaats. Dat bracht aan het licht dat de hele geschiedenis van de historische nederzetting opgeslagen lag onder de ruïnes van het voormalige convent.

Na de middag bezoeken we de crypte die onder de pousada ligt. In feite gaat het om een complete ondergrondse verdieping. (Zie volgende blog.)