vrijdag 3 juni 2011

Ontbosschen

Dankzij een onderzoek van de Universiteit van Tilburg en het Brabants Dagblad weten we sinds kort wie 'D'n Boss' is in Den Bosch. Da's Ton Rombouts, sinds lang burgemeester hier ter stede. Genoemd onderzoek wil een antwoord formuleren op de vraag: 'Wie heeft in de stad de meeste invloed?'. Na de naam van de heer Rombouts, volgen er nog 24, waaronder twee van vrouwen. 'Old boys network'? Niets nieuws onder de zon.

Na de publicatie van de ranglijst, ontving ik het volgende sms'je van iemand uit een buurgemeente: 'Door de bossen Den Bosch niet meer zien'. Misschien suggereert de schrijver dezes dat het tijd wordt wat hakhout en andere hoog opschietend horizonbelemmerend groen te snoeien. Geen idee. Laat duidelijk zijn dat 'Ontbosschen' daarmee niets van doen heeft; ik zou niet durven. De volgende tekst verschijnt als column in De Bossche Omroep van van 5 juni 2011.

Ontbosschen, werkwoord (ontbosch/ontbosschen, ontboschte/ontboschten, ontboscht).
1. Ontdoen van een typisch Bosch karakter: ‘Het vertrek van kledingzaken als A.F. Jansen en Lippits ontboschte het winkelbestand in de binnenstad.’; ‘De verandering van de naam Casino in Theater aan de Parade brengt duidelijk de wens in beeld om het cultuurpaleis te ontbosschen.’; ‘Het vertrek van Bert Pauli als wethouder ontboscht het College van B&W. De benoeming van Jan Hoskam maakt daaraan een einde.’; ‘De eerste tien jaar kwam zij elke keer over voor de carnaval, maar op een gegeven moment miste ze toch de aansluiting. Sindsdien blijft ze die dagen in Haarlem, vol heimwee weliswaar, maar ze kent meer mensen die tijdens een lange afwezigheid stukje bij beetje ontbosschen.’
2. De Bossche expansiedrift tegengaan: ‘In Zandhazendurp (Rosmalen) viel vorig jaar felle kritiek te beluisteren op de carnavalsmissie vanuit Oeteldonk (Den Bosch) in de nieuwe wijk De Groote Wielen. Volgens enkele bewoners valt dit gebied historisch onder de invloedssfeer van Rosmalen en lijkt daardoor de wens op zijn plaats om deze hoek tijdens dit feest te ontbosschen.’
3. Minder Bosch gaan spreken: ‘Sins ik in Utrecht wôôn, praot ik bekant allenig nog Nederlans. Ik ontbosch m’neige dus ’n bietje, wittenie.’
4. Met meer distantie kijken naar Den Bosch: ‘Het lied dat Den Bosch mooier zou zijn dan Parijs is natuurlijk flauwekul. Ik vind dat ze die tekst in Delft met meer recht kunnen zingen of in Maastricht. Ik staar me niet langer nog blind op mijn stad en merk dat ik – zeg maar – toch een beetje ontboscht raak.’
5. Het aantal aan Jheronimus Bosch toegeschreven werken verkleinen: ‘Dendrochronologisch onderzoek toont aan dat De Hooiberg onmogelijk door Bosch zelf geschilderd kan zijn. Daarmee ontbosschen de specialisten opnieuw de lijst met aan Jeroen Bosch toegedichte schilderijen.’
6. Het aantal in een museum aanwezige werken van Jheronimus Bosch (tijdelijk) terugbrengen: ‘Met dit verzoek aan de Spaanse minister-president Zapatero hoopt ons gemeentebestuur het Madrileense Prado in 2016 tijdelijk te ontbosschen ten gunste van de grootse tentoonstelling in Brabants hoofdstad.’
7. Tot emigratie aanzetten: ‘Kennelijk bieden de randgemeenten een prettiger leefklimaat dan Den Bosch. Daarmee ontbosschen zij al jaren onze meest gastvrije stad van Nederland.’; ‘Eerst Van Beers, toen Van de Mortel en nu Eugster eerste burger in een van de randgemeenten. Een kwestie van ontbosschen of juist bebosschen?’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten