Met de twee voorgaande bezoeken zit ons ‘huiswerk’ er op. De volgende afspraak is op 6 juli in Zuid-Frankrijk, dus hebben we vanaf nu zo’n twee weken de tijd om richting Pyreneeën te rijden. We willen nog wat langer hier in de omgeving blijven en bij navraag blijkt het niet mogelijk om wat extra dagen te boeken in hotel La Garganta in El Chorro. Vol. Dus schuiven we zaterdag 23 juli 2018 rond het middaguur een dal op. Dit doen we door te rijden naar Casa Negrete in Carratraca. Tijdens dit zeer bochtige ritje van 20 minuten passeren we ‘hoofdplaats’ Ardales en de afslag naar de Cueva de Ardales waar we gisteren waren. Alles bij elkaar is het niet meer dan een boogscheut de berg over.
Tot voor kort is er lange tijd veel regen gevallen in Andalusië. Vanmorgen
las ik dat Nederland op weg is naar een droogterecord voor juni; misschien is
er in dit deel van Spanje tijdens het voorjaar een neerslagrecord gevestigd.
Het hemelwater was gisteren kort onderwerp van gesprek tijdens het bezoek aan
de grot: binnen had het extra gedrupt.
Een voordeel van deze nattigheid is dat we tot nu toe door een ‘groen’ en
bloemenrijk land lopen en rijden. Nog niet eerder zagen we met name Andalusië
zo kleurrijk. Het uitgedroogde beeld zal ongetwijfeld nog komen. De hitte van
30°C en meer heeft zijn eerste week er bijna opzitten.
We parkeren in Carratraca en lopen omhoog de Calle de Málaga in. Hier moet
het huis zijn dat we eergisteren via internet voor het weekend huurden. Veel
mensen zitten in de deur. Onderweg vragen we naar la Casa Negrete, waar we dus
twee dagen zullen
verblijven. Drie vrouwen, twee voor de deur en een vanuit de auto, overleggen.
De oudste loopt verder met ons mee, en knijpt tijdens het praten in mijn
schouder.
We moeten op nummer 26 zijn, een voormalige slagerij, die nu te koop
staat. Ze belt op 14 en we maken kennis met een mevrouw die de sleutel heeft.
We danken onze gids. Inmiddels weet de halve straat dat we er zijn.
‘Uiteraard’, verzekert de dame die voor ons het huis op 26 opent. ‘Het is
een klein dorp en ieder kent elkaar’.
De slagerij is al een tijdje dicht; het dorp loopt langzaam leeg. ‘En dan
ligt dit nog dicht bij de snelweg! We tellen 400 inwoners, waarvan de meeste
oud zijn’, weet de sleutelhoudster.
‘Daar passen wij dan mooi bij’, merk ik op.
‘Ga toch weg’
‘Echt waar. 70 is toch ook oud’
‘Ik word binnenkort 70’, voegt mijn vrouw toe’.
De jonge vrouw lacht, knijpt in mijn arm en zegt dat wij nog niet tot die
categorie behoren. Waarschijnlijk bedoelt ze tachtigers, want die hebben we
aardig wat gezien tijdens onze loop omhoog.
‘En uw kinderen (ze heeft er twee)?’, vraag ik.
‘Die gaan ook weg als ze groot zijn’.
De woning van oude slagerij kan een omvangrijk gezin herbergen. We moeten
oppassen dat we hier binnen niet verdwalen de komende dagen. Vanaf het hoog
gelegen platje waar al na een uur onze was in de flinke wind wappert, hebben we
een magnifiek zicht op de bovenkant van dit witte dorpje en de bergen van dit
deel van Andalusië.
Inmiddels heb ik binnen de muren goed bekeken: alle werken die we thuis van
de kunstenaar Geert de Bruijn bezitten, zouden hier ruimschoots kunnen hangen en
staan. Da’s een vast ritueel (‘Zou ik hier kunnen wonen?’) bij een plek die ik
aardig vind. De vraag is of dit dorp zit te wachten op de komst van nog meer
‘ouderen’.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten