zaterdag 30 maart 2019

Dagboek Nieuw-Zeeland (11); kannibalen en leeuwen

28/01
We staan om 04.45 uur op. Drie kwartier later gaan we met gastheer en gids Lyndon McKenzie op pad. Voor we vertrekken, is er een warm weerzien met het echtpaar dat we in ons eerste B&B leerden kennen. Zij rijden mee met een begeleidster van de regionale natuurbescherming. Wij met Lyndon. Als ik op de passagiersstoel wil plaatsnemen, vind ik ineens een stuur voor me. ‘Je bent niet de eerste Europeaan die automatisch rechts instap’, grinnikt Lyndon. Ik voel me door zijn ‘excuus’ wat minder stom.

Rond 06.15 uur gaan we op privéterrein achter de kijkgaten in een scherm van hout en takken zitten wachten op de komst van de geeloogpinguïns die aan de overzijde van de inham van hun hooggelegen nesten naar de zee moeten afdalen.

Volgens de gids van regionale natuurbescherming neemt het aantal geeloogpinguïns af. Dat ze slachtoffer zijn van zeeleeuwen, niet-aangelijnde honden en het eten van plastic is een deel van de verklaring. 

Een echte oorzaak achter de voortdurende uitdunning is nog niet gevonden. Mogelijk bevat de oceaan minder voedsel voor deze dieren; daarnaar loopt nu een onderzoek.

Ons geduld wordt op de proef gesteld. Gelukkig is het droog na een nacht met veel regen. Echt koud is het niet. Om 07.30 uur: een pinguïn! Kort daarna trekken wij met Lyndon verder. De anderen - die een langere excursie maken - zullen later nog drie exemplaren zien.

Volgende stop: Cannibal Bay. Ooit werd hier menselijk bottenmateriaal aangetroffen. Volgens de legendes waren dit overblijfselen van schranspartijen door Maori’s. Daar is geen wetenschappelijk bewijs voor.

Ik word acuut verliefd op deze plek. Het volkomen lege strand, in een flauwe bocht tussen twee rotsen, met een lage duinenrij als kraag, vormt mijn voorstelling van de klassieke ‘locus amoenus’: het ideale ‘aangename verblijfsoord’. Kennelijk vinden de zeeleeuwen waar wij langs wandelen dat ook. Ze liggen ontaard lui in het zand te lamballen. In het zand op het strand zijn hun ‘voetsporen’ te volgen.

Op de derde plek die we bezoeken, is het drukker: de vuurtoren bij Nugget Bay. Hier volop zeehonden op de rotsen beneden ons. De aangereikte verrekijkers komen goed van pas. Inmiddels is de zon doorgekomen en hebben we de buitenste ‘kledinglaagjes’ in de rugzakken zitten.

Tegen 11.00 uur zijn we weer bij Catlins Mohua Park. Voor het centrale huis waar Gill ons een ontbijt serveert, staat een boom die ik aanzie voor een soortement palm. Het blijkt een fern tree, een varenboom. Een curieus en mooi gezicht. ‘Dit wordt mijn favoriete boom’, zeg ik. Later zal blijken dat de fern tree voor NZ een speciale betekenis bezit.
Een mooie tocht. Met Cannibal Bay blijvend op het netvlies. 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten