donderdag 25 mei 2017

Asterix in Boulogne-sur-Mer

Die had ik dan toch mooi gemist. En dat terwijl ik ‘Asterix en de Britten’ letterlijk stukgelezen op de plank heb staan. Daarin steken de Romeinen vanuit het Gallische Portus Itius over naar Britannia. Eerst gaat Caesar in 55 voor Christus, waarna een kleine eeuw later Claudius de klus in 43 na Christus klaart. Portus Itius - en de discussie loopt nog - zou op een steenworp afstand van Bononia en Gesoriacum gelegen hebben, respectievelijk het hoge en het lage deel van het huidige Boulogne-sur-Mer. Niet ver van Calais dus, met de tunnel waar de Romeinse ingenieurs nog net niet aan toe waren. Op deze plek zou het dus te doen geweest zijn en ik probeer me de concentratie van activiteiten voor te stellen die hier 2.000 jaar geleden plaats vond, terwijl ik op zaterdag 20 mei het bordje lees dat bij wat Romeinse kazernefundamenten staat in het voormalige Bononia. Nooit eerder de relatie gelegd.

Nou was voor dat laatste ook niet een fysieke aanleiding, want hoewel Frankrijk lang ons favoriete vakantieland was, reden we hier toch wel gemakkelijk omheen. Niet helemaal terecht, blijkt tijdens ons verblijf in het noordwestelijke Pas-de-Calais. Of Nauw-van-Kales, zoals lieden met een Groot-Vlaams geheugen zeggen. Daar blijkt Boulogne (of Bonen, dus) een lange historie te bezitten, geconcentreerd in met name het ommuurde hogere deel.

We wandelen door een machtige poort en vervolgen onze weg over de ‘remparts’ en kijken vanaf de forse omwalling naar het modernere gedeelte beneden. Met name daar trokken in de vorige eeuw twee oorlogen hun verwoestende sporen. Langs de monding van de Liane ligt nu een naar bouwsmaken gemeten zeer gevarieerd geheel, waarboven het oude centrum rustige schoonheid ligt uit te stralen.

Nou ja, rustig: ook op deze hoogte blijkt bij herhaling flink gevochten te zijn. Een van die woelingen leidde na de Franse Revolutie tot de verkoop van de basiliek van Onze Lieve Vrouw van Boulogne. Na een periode als opslagplaats viel het gebouw in stukken uiteen. De huidige kerk kwam tussen 1827 en 1857 tot stand. Heel de geschiedenis vanaf de Romeinse tijd valt gelukkig nog terug te lezen in de crypte - de grootste van Frankrijk - waarvan de restauratie onlangs plaats vond. Het resultaat van die werkzaamheden is prachtig (klik) en in dat ondergrondse ‘museum’ brengen we lange tijd door, tot de keldertemperatuur ons aanzet om weer de zon op te zoeken.

Vandaag vinden op de rechteroever van de Liane, naast de vismarkt, de voorbereidingen plaats van een vissoep. Zo’n vijftien mensen staan wortels te schillen, en twee anderen maken bakken vol vis schoon. Volgens het recept vormen ook knolselderij, aardappels en prei onderdeel van ‘la gainée’. Volgens een van de toeschouwers gaat het om een traditioneel gerecht dat hij ook door zijn moeder voorgeschoteld kreeg. Sinds 10 jaar maakt een ‘dassendragersvereniging’ er een massale maaltijd van. Er is veel volk op de been om de werkzaamheden te bekijken. Er hangt een ontspannen sfeer en we zouden morgen terug moeten komen om het resultaat te keuren.

Bij de ingang van het feestterrein halen we onze fietsen op. Het eerste deel van de 20 kilometer terug naar Camiers loopt langs de rivier. Met af en toe wat klimmen, rijden we over het - grotendeels vrijliggende - fietspad naar ons hotel.

zondag 21 mei 2017

Verleiders (3); Varkens & Soepmajesteit

Wat jaren terug (2013) kocht ik de lekkerste chips ooit, naar mijn idee. Ze waren dik, uitstekend gebakken, smaakvol en nog veel meer, waaronder een tikkeltje duurder. Dat mocht ook wel, vond ik. Bovendien bleken ze 'handgeschept'. Dat leek me zo ontzettend speciaal, dat ik Albert Heijn een vraag stuurde. Zo komt handgeschept papier op een zeer arbeidsintensieve manier tot stand en is daardoor behoorlijk prijzig. Als deze chips op dezelfde manier uit waterige aardappelpulp gezeefd zouden zijn, leek me hun prijs juist aan de lage kant. Hoe kon dit dus, vroeg ik de afdeling Communicatie. Die wist dat niet (of mocht dat niet zeggen), want in de eerste reactie uit Zaandam stond dat het antwoord uit de hoek van de direct betrokken makers zou komen.

Inmiddels weet ik - ook zonder verder iets van de producent vernomen te hebben - de oplossing. Kennelijk hadden anderen de zaak ook aangeslingerd en tijdens een aflevering van 'Keuringsdienst van Waarde' bleek hoe machinaal de ambachtelijke bereiding was. Volgens AH moest 'handgeschept' begrepen worden als 'met de hand omgeschept tijdens het bakproces'. Voilà.

Is er geregeld sprake van boze opzet bij activiteiten op het gebied van marketing en reclame? In elk geval ben ik sinds kort - na een rechterlijke uitspraak - in het bezit gekomen van een aantal extra loten van de Staatsloterij. Laten we zeggen dat die organiserende overheidsonderneming wat slordig was. Erger zijn de oplichters pur sang: die worden uitgerookt, voor zover ze te pakken zijn, in tv-programma's. De schandpaal lijkt een ergere afstraffing dan boetes of brommen. 

Is overdrijven in verleidende teksten boze opzet? Ja. Hoewel niet strafbaar: de lezer of luisteraar wordt immers verondersteld een en ander met een korreltje zout te nemen. Soms met meer dan een korreltje. Tijdens onze wandeling langs het Drongelens Kanaal afgelopen woensdag die uiteindelijk uitkomt bij een restaurant vertel ik jeugdvriend J. over een die ochtend gelezen aanprijzing. De eigenaar van een nieuwe eetgelegenheid gaf aan dat koken hem en zijn mensen 'in het DNA zit'. Uiteraard is dat kletskoek. Eerder gaat het om een modeverschijnsel want die DNA-bewering kom je tegen bij de zelfaanprijzing van allerlei beroepsgroepen. Vaak in het gezelschap van het woord 'robuust'. Ook een noviteit. Aangehaalde patroon sloot zijn verhaal af met 'We are food'. Vanzelfsprekend bekt dat niet echt in het Nederlands: 'Wij zijn voedsel'. Vandaar dat rammelende Engels.
Inmiddels zijn we gearriveerd bij het restaurant waar we buiten in de late zon ons dispuut zullen voortzetten. Terwijl hij plaatsneemt, herhaalt J. de kreet 'We are food'. Met meteen daarna:'Vèrrekes. Als die dat nou zouden zeggen'. Mijn tafelgenoot is opgegroeid op een boerderij. Je kunt de jongen wel weghalen van het erf: het erf krijg je nooit uit de man.
'We are food' boze opzet? Gewoon stupide.

Dan bestaat ook nog zoiets als 'de ergerniswekkende gepermitteerde misleiding'. Deze vorm komt geregeld ook in het tv-programma 'Keuringsdienst van Waarde' aan de orde. Denk je bruin brood te eten, lekker vezelrijk, goed voor de darmen, blijkt de kleurstof uit een potje gehaald te worden. De darmen hoeven nauwelijks in actie te komen. De Goudse kaas wordt vervaardigd in Wanneperveen, het gehakt van de Black Angus is niet raszuiver en de marsepein bestaat uit geprakte witte bonen. Dit soort leugens mag van Brussel. De producent kan er dus niet om vervolgd worden. Doet me denken aan het verhaal van een zwager uit de tijd dat hij bij Zwanenberg werkte. Tijdens een rondleiding kwam er een vraag uit de afvaardiging van de Plattelandsvrouwenvereniging over de samenstelling van de leverkaas. Die de gids ad rem beantwoordde met: 'Zit er koningin in de gelijknamige soep?'

De gezondheidsclaim, nog zo-eentje. Allerlei voedingsmiddelen bevorderen de stoelgang, houden de afbraak van de botten tegen, leveren de juiste vitamines, roepen de vergeetachtigheid een halt toe. Ze worden als heilzaam aangeprezen door de fabrikanten, gezondheidsbloggers en -vloggers, BN'ers en andere zelfbenoemde specialisten. Consumentenverenigingen, deskundigen en voedingsbureaus vormen een tegenwicht. Zolang de waarde niet proefondervindelijk bewezen is, blijft er van veel claims weinig over. Met enige regelmaat wordt een bewering aan de rechter voorgelegd. Ook onderzoekers laten van zich horen. André Aleman zet in 'Het seniorenbrein' (2012) op een rijtje wat aantoonbaar de grijze massa bij ouderen vitaal kan houden. Bij de voedingsafdeling slaat de twijfel toe over wat als hulp door markt en veronderstelling aangeprezen wordt toe. Martijn Katan rekent met 'Wat is nu gezond? Fabels en feiten over voedsel' (2008) en 'Voedingsmythes: over valse hoop en nodeloze vrees’ (2016) af met volkswijsheden, bedenksels en angstaanjagerij. Genadeloos is zijn oordeel over een aantal zaken. Over vitaminesupplementen, bijvoorbeeld. Ook op dit terrein heeft de wetenschap het moeilijk, want we leven in het tijdperk van 'ik vind & ik voel het zo'.

Op vrijdag 19 mei fietsen mijn vrouw en ik vanuit Camiers-St. Cécile naar de Franse badplaats Le Touquet-Paris-Plage. Bij de entree van deze gemeente in de Pas-de-Calais vertelt de tekst op een bord ons dat we nu een van de meest elegante stranden van dit land naderen. Eenmaal aan zee stel ik vast ik dat die lovende woorden 'La plage la plus élégante de France' ongetwijfeld bedacht zijn door een ambtenaar of copywriter die sinds lang niet meer op de boulevard is geweest. Daar hebben projectontwikkelaars naar Belgisch voorbeeld al heel wat typerende huizen van rond 1900 vervangen door karakterloze appartementsgebouwen. Elegant, dat dametje Touquet, zeker; met een ladder in de kous.

Verleiders (1) klik

Verleiders (2) klik

dinsdag 16 mei 2017

Verleiders (2); Maakbaarheid & Vertrouwen


Het is misschien geen verrassing als ik u toevertrouw dat ik graag kook. Geen moeilijke dingen met kwartelboutjes of zoals bij Asterix gekonfijte zeugenoogjes. Ik ga voor gewone boerenkost uit verschillende landen. Ik kijk in binnen- en buitenland graag onder de deksels en dat inspireert. Aangezien - volgens Maggi - zelfs die ogenschijnlijk eenvoudige pot van de gemiddelde thuiskok redelijk wat tijd, moeite en zelfs enig talent vraagt, biedt deze onderneming de helpende hand in de vorm van een 'basis'. De keukenprins(es) zelf zorgt voor de finale: 'een beetje van jezelf en een beetje van Maggi' In deze voorstelling van zaken is de eigen inbreng een en misschien wel dé succesfactor achter een geslaagde maaltijd. Thijs Lijster veronderstelt (in ‘De grote vlucht inwaarts’, 2016, pag. 34) dat door zo’n combinatie van volgen en zelf meedoen de suggestie lijkt te wordt gewekt: ‘zonder Maggi ook geen zelf’. Het oude ‘Met melk meer mans’ wordt ‘Met Maggi meer mens’.

Niet veel anders gaat het tijdens een etentje onder vrienden waarbij de gastvrouw/heer aankondigt dat het gehanteerde recept weliswaar uit een kookrubriek komt, en dat (let allen op:) om het écht lekker te maken zij/hij er wat koriander aan heeft toegevoegd.

We krijgen veel aangereikt om ons te profileren. Om aan die zelfcreatie te kunnen werken. Geloofden we pakweg rond 1977 nog dat de wéreld maakbaar was, 40 jaar later zijn we er van overtuigd dat 'de hele wereld' misschien wel wat veel is. Wél vinden we nu dat de maakbaarheid ons eigen leven haalbaar is. En daar spannen we ons voor in, aangemoedigd door de verleidende signalen op rtv, in gedrukte en sociale media, functioneringsgesprekken, managementcursussen, etc.

In de voorgaande blog over ‘verleiders’ schetste ik hoe reclame en marketing de afgelopen vijftig jaar hun verleidende rol speelden met de introductie van steeds nieuwe ‘kernwoorden’. Aangeprezen producten werden in de loop van de tijd gelabeld met ‘meer voor minder’, ‘rijk aan beleving’, ‘knus’ (cocooning), ‘vermakelijk’, ‘authentiek‘ De fase waarin ‘we’ ons nu bevinden, kent als titel ‘creëer je eigen leven’.

De kip-of-ei-vraag is of reclame en marketing inspelen op ontwikkelingen in de maatschappij, dan wel dat ze die ontwikkelingen oproepen door in te spelen op iets wat ‘latente gevoelens’ genoemd wordt. Van die gevoelens zijn we ons dus niet gewaar, totdat een externe prikkel ze ineens manifest maakt. Zoiets als Ollie B. Bommel omschrijft met ‘Jonge vriend, ik wist niet dat ik het in me had’.

Hoe dan ook, marketing en reclame doen nu hun best om ons te laten geloven (of de gedachte te bevestigen) dat er niet veel nodig hoeft te zijn om ons leven in te richten op de wijze 'zoals jij dat wil'. Ikea gebruikt onder meer ‘Design your own life, start using ...’. Via MyPlace kun je een huis bouwen’ dat leidt tot ‘Wonen zoals Ik het wil’. Maartje Koper heeft een website ‘Leef jij jouw leven helemaal zoals jij dat wil?’ Via dat medium kunnen belangstellenden gratis de ‘Bewuste Creatie Toolkit’ aanvragen om daarmee een ‘stap te nemen als het gaat om het realiseren van jouw dromen’.
‘Dromen is ook leven’, Schreef Johan Fabricius in 1962; meer dan een halve eeuw later kunnen de droom ook leven, ook in onze baan, getuige de advertentie rechts. Wie slechts één dag turft wat er aan 'aansporingen' om vooral zelf de constructeur van ons leven te zijn, zal 's avonds over een aardig scorelijstje beschikken.

Ieder van ons kan dus zelf zijn/haar leven creëren, waarbij het maakbaarheidsgeloof en passant aanraadt om tegelijkertijd vooral jezelf te zijn. Wie zichzelf weet te zijn, is authentiek (zie voorgaande blog), een begerenswaardig ingrediënt voor de samenstelling van menu's en personen. Je valt er mee op binnen het alledaagse. Een parfumhuis daagt (potentiële) sinds enige tijd gebruik(st)ers via commercial uit om 'zichzelf' te durven zijn. Kennelijk zijn we niet steeds onszelf. Rechters horen dat ook met enige regelmatig in het betoog van aangeklaagde personen: 'Sorry, ik was die avond even niet mezelf'. Natuurlijk bedoelen én geurbereiders én 'verdachten' dat 'jezelf zijn' identiek is aan 'het beste laten zien' van jezelf. Wat we liever niet willen laten zien, zijn vervelende dan wel vermaledijde trekken. Uiteraard zijn die ook onderdeel van 'wat wijzelf zijn'. Ergo hoort elke gedraging bij onszelf en zijn we al 24 uur per dag onszelf. En verantwoordelijk voor alles wat we voorstellen, in weerwil van alle hersenspoelende boodschappen.

Als we helemaal onszelf zijn, zijn we ook allemaal authentieke denkers met een eigen mening die we ook op allerlei fora kwijt kunnen. Waarop die mening gestoeld is, blijkt niet echt van belang. Het argument ‘ik voel het zo’ is al voldoende. Of de onderbuik leidt tot de ontwikkeling van de door Coen Simon aangeprezen oordeelskracht (‘Oordeel zelf. Waarom niemand hetzelfde wil en iedereen hetzelfde wil’, 2017) is de vraag.

Het geloof in de maakbaarheid van het eigen leven, kent allerlei verschijningsvormen. Zaak is het vinden van de juiste formule. Een aantal van ons lijkt die gevonden te hebben: succesvolle trainers, sporters, start-uppers. En die mogen die formule voor goed geld komen vertellen op speciaal georganiseerde bijeenkomsten op trainingen. De 'bottom-line' bij deze met Angelsaksisch klinkende termen bestrooide events is dat toeval niet bestaat, want succes kun je afdwingen. Maakbaar dus, alsof het een selfie is, en wel met de sleutel tot het geheim van de smid. Of met trots getalenteerd zelfvertrouwen.

Zijn er rond deze maakbaarheidscultus  ook tegengeluiden te horen? Naast de hierboven geciteerde schrijvers zetten ook auteurs als Stine Jensen, Bas Heijne met enige regelmaat vraagtekens bij het optreden van bepaalde trends in ons leven. Niet geheel toevallig komen deze critici uit de hoek der filosofie, de wetenschap die zich bezighoudt met zin en wezen van het leven. Een week geleden las ik de volgende uitspraak van Maarten Boudry, filosoof en de auteur van 'Illusies voor gevorderden. Of waarom altijd beter is', 2015. Uit het meinummer van Filosofie (2017) citeer ik ter afsluiting: 'Zelfvertrouwen kan je even vleugels geven. Even, want aan de basis van succes liggen zaken als talent, ervaring, training en niet te vergeten het toeval. De neiging om te geloven dat je je eigen toekomst naar je hand kunt zetten, staat in de psychologie bekend als 'de illusie van controle'.




zaterdag 6 mei 2017

BBB’s


Deze tekst stond als column in de rubriek 'Onder de Boschboom' in de Bossche Omroep van zondag 7 mei.


Ons moeder was erg op de binnenstad gericht. Ze werd Achter het Stadhuis geboren, woonde later met haar man en kinderen tien jaar in dezelfde straat, verhuisde naar de Vliert en als het even kon, bemmelden zij en ik vandaar richting centrum. Met enige regelmaat gingen we langs bij ‘onze Jan’, haar broer en mijn peetoom, wanneer hij aan het werk was in de bouwloods bij de St.-Jan. In die tijd - eind jaren ’50 - was dat een houten kavalje waar mijn oom, in overal en met alpino, het ambacht van steenhouwer uitoefende. In de rechterhand een houten klopper en in de linker de steenbeitel die (onder drie vingers) op duim en pink rustte. Op beide had hij dan ook flinke eeltplekken.

Hij werkte niet altijd in zijn geboortestad Den Bosch. Afhankelijk van de beschikbare gelden vond hij ook emplooi in Breda en Antwerpen. Harrie van den Broek, zijn vader had hetzelfde beroep uitgeoefend. Van hem zei Kaat Lambooij, mijn oma: ‘Mijnen Harrie was ’nne werkmens, mar ginne platte’. Die opa heb ik nooit gekend: hij stierf rond zijn veertigste aan een combinatie van hartfalen en stoflongen. Daarna leefde het gezin, tot de oudste kinderen zelf gingen verdienen, deels op voedselbonnen. Jan en zijn iets jongere zus Riek betraden meteen na de lagere school de arbeidsmarkt, hoewel die instroom toen beslist anders heette.

Met Riek liep ik dus mee naar de werkplek van haar oudste broer. Ik vond het geweldig. Of de arbeidsomstandigheden dat ook waren, weet ik niet. Ik keek geboeid naar het handwerk van mijn oom. Na zijn pensioen nam hij me mee de binnenstad in. Ik moest voor kunstgeschiedenis een werkstuk maken en hij wist wel een onderwerp: gevelstenen. Een sleutelmoment. De scriptie is er gekomen mede dankzij de aanwijzingen van Janoom en het enthousiaste aanleveren van achtergrondmateriaal door Peter-Jan van der Heijden (Stadsarchief). Dat Bossche archief zat toen Achter het Stadhuis, op de plek waar ik geboren ben. Toeval.

Sinds kort zit er een Sint-Jansmuseum 2.0 aan te komen. Volgens plan moet dat verrijzen op de plek waar nu de stenen bouwloods staat die in 1989 de houten uitvoering opvolgde. In de nieuwe ruimte zullen de schatten van de St.-Jan de plaats krijgen die ze verdienen: in het zicht van de mensen.

De St.-Jan is er gekomen en door de eeuwen heen gebleven dankzij de plannen van elkaar opvolgende architecten. Hun namen zijn bekend, straten werden ernaar genoemd. Anoniem - nou ja, uitgezonderd de Erwtenman dan - waren en zijn de meeste handwerkslieden. Ik ga er gemakshalve van uit dat deze naamloze bouwers in het nieuwe museum de aandacht krijgen die hen toekomt.

En ik hoop uit de grond van mijn hart dat de komst van dit museum - na wat we nu als soap mee moeten maken rond het theater - niet het volgende project wordt dat een plaats opeist in de niet aflatende reeks BBB's: Bizarre Bossche Bouwgeschiedenissen.


vrijdag 5 mei 2017

Verleiders (1); Consumptie & Winstmaximalisatie

Reclame en marketing gingen lang over kwaliteit en prijs. En zaken waardoor een product of dienst langer en zuiniger meeging. Toen ik 16 was las ik bij toeval het boek 'De Statuszoekers', van Vance Packard (vert. ca. 1960). Eerder had hij al met ‘De verborgen verleiders’ de gewiekste consumentenbenadering in Amerika blootgelegd. Tijdens het lezen pantserde ik me met de gedachte: 'Typisch voor de VS; komt hier niet voor'. Wat me het meeste trof, was dat Amerikanen toen zelfs ook nog nadachten bij de keuze van een nieuwe buitenlamp, want - hoe was het mogelijk - die moest door zijn uiterlijk aan de buitenwereld duidelijk maken hoe de bezitter zich op zijn (m/v) beurt onderscheidde van de rest. In die tijd verbond ik status automatisch met kapitaal. Inmiddels is de gedachte ‘komt hier niet voor’ door de tijd ingehaald. Die ‘verleiding’ sloeg ook hier toe.

In wat lang mijn vakgebied zou worden, verlegde de aandacht voor kwaliteit en prijs zich later naar beleving. Sporen vind je daarvan nog overal in aanmoedigingen die beginnen met: 'Beleef ... '. Nog niet gebruikt (gelukkig) is de 'Beleef de Bossche Bol'. Beleven heeft wat met avontuur te maken en je doet het met al je zintuigen. 

Avontuur: met een opblaasboot wildwatervaren, raften. Of paragliding. Het kan allemaal. In die sfeer aangeprezen producten en diensten leiden tot uitdagende dingen. Op enig moment werd het ook gebruikelijk om een volgende baan een nieuwe uitdaging te noemen. (En weer later werd dat 'een droom die uitkwam'.)

Uiteraard durft niet iedereen een duo-parachutesprong te maken of te bungy-jumpen dus ontstond er beheersbaar 'avontuurlijk vermaak', bijvoorbeeld met racletten, steengrillen en fonduen, in de veilige huiskamer. 'Cocooning'. Ook in ons land werd 'Trends van overmorgen. Consumentengedrag in de jaren negentig' van Faith Popcorn (echt waar) een bestseller (1992). Adverteerders gingen over op 'knus'.

Beleven en vermaak gaan samen: en zo werden koopboulevards tot plekken voor een dagje uit. Tracy Metz scheef daar in 2002 een interessant boek over: 'Pret! Leisure en landschap'. Toen moesten we met veel plezier ontspanning zoeken in wat de vrijetijdsindustrie ons voorschotelde in grote 'malls' en outlets. De ballenbak van IKEA was het begin. 'The Disneyzation of Society', noemde Alan Bryman in 2004 de kermis die ontstond in de koopcentra, de kunstmatige en afgeschermde wereld tussen vier muren. Beetje nep dus.

Vervolgens kwam de authenticiteit als kwaliteitsmerk. Als ik nu bij mijn slager sta, weet ik waar het weidevlees in de vitrine vandaan komt. Uit Cromvoirt, van het veld, precies tegenover de aspergeboer waar ik zelf het zojuist gestoken 'witte goud' heb gekocht. Uiteraard past authenticiteit ook weer in een internationale ontwikkeling, beschreven door Gilmore en Pine in 'Authenticiteit' (2008). We willen echtheid. We willen weten wie wat maakt en wat er in zit. Echtheid. Een variant op 'volgens oma's recept'. In die tijd las ik in de Spaanse Extremadura waar donkere varkens steeneikeltjes eten: 'De la dehesa a su mesa': recht van het grasveld op uw tafel. 

Staan we inmiddels ver af van de 'statuszoekers' van toen? Niet als het gaat om het communiceren van wat ons onderscheidt van de rest. Tegelijkertijd wordt die eigenheid niet of niet meer alleen in financiële slagkracht gezocht. Het gaat nu om het etaleren van het individuele vermogen om ons leven zelf te creëren 'helemaal zoals wij dat willen'. Marketing en reclame slagen erin ons te doen geloven dat we dat kunnen. Telefoonabonnementen, pc-gebruik etc. op momenten, plekken en variërend in tijdsduur, kleur en geur helemaal zoals 'jij dat wil'. En daar moeten we vooral van genieten, die verplichting was ik nog bijna vergeten. Genieten, 'helemaal zoals ik dat wil'.

We geloven anno 2017 in de maakbaarheid van ons eigen leven door onszelf. Dingen die we doen en om ons heen verzamelen, moeten uitdrukken wie we 'eigenlijk' zijn. Zo gek krijgen de boodschappen ons die we overal oppikken. Wat onveranderd lijkt, is de verblindende verleiding om met elke trend mee te gaan. Een garantie voor het voortbestaan van het koppel consumptie en winstmaximalisatie.

zaterdag 29 april 2017

Een bocht in de rivier (3); Lappendeken

Aan ‘A bend in the river’ (1979) van V.S. Naipaul (gelezen in 1983) heb ik de titel ontleend voor een aantal samenhangende blogs waarin Toledo en Madrid een rol spelen. De korte teksten vormen een ‘spin-off’, zoals dat zo mooi heet, van een studie ter voorbereiding van een lezing die ik in mei houd. Daarin kan een aantal dingen slechts als franje aan bod komen. Juist die zaken, waaronder verwijzingen naar ‘Arabisch Spanje’, krijgen ruimte in deze teksten op internet.

Toledo is een oude stad in een bocht van de Taag. De Romeinen zaten er. Toen hun heerschappij oploste, kwamen er nieuwe heersers uit het hoge noorden: de Visigoten. Zonder massaal over het schiereiland uit te zwermen, werden ze er wel de baas. Het christendom dat zij aanhingen, bleef zo goed en zo kwaad als dat mogelijk was, gehandhaafd onder de Arabieren die in 711 optrokken van Gibraltar tot de Pyreneeën. Na een lange strijd werd in 1492 het laatste restje kalifaat opnieuw Spaans. De sporen van die lappendeken zijn in Toledo nog steeds overduidelijk aanwezig, zoals ik hiervoor aangaf. Het feit dat er een periode was waarin christenen, joden en mohammedanen de stad deelden, lijkt te suggereren dat toen iets lukte, wat nu moeizaam gaat of onmogelijk lijkt. Alsof integratie toen wel succesvol was. Zoals vaak bij de vertaling van het verleden naar onze tijd, lijkt ook hier zich de valkuil van ‘Hineininterpretierung’ te openen. Op zijn minst was toentertijd ‘co-existentie’ mogelijk doordat de verschillende groepen in van elkaar gescheiden wijken woonden.

Diezelfde valkuil ligt ook te wachten wanneer het streven van Isabella I van Castilië om Spanje weer Spaans te maken, supernationalistisch genoemd wordt. Een soort ‘Spain first’; Trump avant la lettre. Ze trok geen muur op, wel besloot ze tot het wegzenden der joden (1492) en maakte ze een begin met de ‘repatriëring’ van (onwillige) moslims. Eind 1568 werd een grote groep mohammedanen uit Granada e.o. ingekwartierd binnen de muren van Toledo. Ze moesten aan het werk bij en voor de inwoners om ‘ledigheid’ te voorkomen. Het gebruik van de eigen taal werd verboden en hun feesten werden met argusogen bekeken. Deze en andere maatregelen waren er op gericht de afstand tot de verdachte cultuur te vergroten om daarmee de acceptatie van de katholieke levenswijze dichterbij te brengen. Al snel waren er meer dan 6.000 nieuwkomers; een deel werd buiten de stad gehuisvest. Veel mannen kwamen terecht in de ‘bouwvak’; wie op het platteland een plek kreeg, ging werken in de land- en tuinbouw.
Deze assimiliatiepolitiek bleek niet zaligmakend. Toen de laatste mohammedanen in de periode 1609-1613/14 het schiereiland moesten verlaten, bleef in bepaalde streken het land lang onbebouwd en was er een tekort aan handwerkslieden.

Nog voor sprake was van bovengenoemde ‘heropvoeding’ functioneerde Toledo geruime tijd als koningsstad van Spanje i.o. Karel V vestigde er zijn hof, wat de nodige consequenties had. De infrastructuur verbeterde, de kwaliteit van producten en diensten groeide, het inwoneraantal nam toe tot 50.000. Vanuit de bovenlaag gingen er opdrachten naar kunstenaars in en om de stad. Tegelijkertijd was er ook sprake van overbevolking: één slechte oogst en er was sprake van hongersnood. In die tijd speelde in Brabant hetzelfde rond de steden Brussel, Leuven, Antwerpen en Den Bosch. Een grote bevolkingsdruk leidde ook tot hogere prijzen, onveiligheid en kans op epidemieën. Uit deze welvarende en toch kwetsbare stad verplaatste Filips II het hof in 1561 naar Madrid, waarmee de groei langzaam aan uit Toledo verdween.

16 jaar na het vertrek van de koning arriveerde Domenikos Theotokopoulos in de stad aan de Taag. ‘El Greco’, die er zou uitgroeien tot een van Spanjes bekendste schilders uit die tijd. Hij kreeg veel voor elkaar, met uitzondering van één ding: nooit ontving hij de gewenste benoeming tot hofschilder. Het schijnt dat Filips II weinig zag in de kunstopvatting van de Griek en de voorkeur gaf aan Jheronimus Bosch en Titiaan. Deze en nog veel meer informatie is te vinden in het Toledaanse ‘Museo del Greco’. Daarin wordt ook verteld dat dit gebouw niet het voormalige woonhuis van de schilder is, want dat bestaat niet meer. Wel stond die woning in de buurt van de plek waar de bezoeker zich nu bevindt. Ook, of met name buiten het museum is op verschillende plaatsen in de stad werk van El Greco te vinden. Zoals 'El entierro del Conde de Orgaz' in de Iglesia de Santo Tomé.

Verschillende deskundigen hebben geprobeerd te verklaren hoe deze kunstenaar tot zijn ‘wat uitgerekte’ personen is gekomen. De vingers en de nekken zijn te lang, evenals de armen en de benen. Al zijn figuren zouden tot de categorie der leptosomen behoren. De enige verklaring die me bij is gebleven, luidt dat hij met een oogafwijking geboren zou zijn. Wie weet.

woensdag 26 april 2017

In de bocht van de rivier (2); Hoefijzerboog

Vrij snel na hun oversteek in 711 vanuit Noord-Afrika namen de troepen van Tarik Ibn Zijad het Iberisch Schiereiland in. Toledo kwam in 712 onder Arabische invloed en bleef dat tot de ‘herovering’ (reconquista) in 1085. Twee driekwart eeuw onder een oosters regime zette blijvend een stempel op de stad, zoals ik in de voorgaande blog aangaf. Wie nu door het centrum loopt, hoeft weinig moeite te doen om in deze centraal gelegen vesting de ‘buitenissige’ kenmerken te zien.

Dé plek om de lange geschiedenis van Toledo te betrappen, is het Alcázar, de oude burcht. Wie nu dit imposante gebouw betreedt, kijkt letterlijk een glazen wand terug in de tijd. Deze van oudsher versterkte plaats herbergt nu o.m. het 'Museo del Ejército' (Legermuseum) en onderweg naar de ingang overbruggen de bezoekers een gracht waarin de geschiedenis in lagen opgestapeld ligt. Onder de voeten bevinden zich: prehistorie, Romeinse periode, Visigotisch tijdperk. Arabische aanwezigheid, Moderne Tijd. Het gebouw dat onderdak biedt aan het museum is in de loopt der eeuwen regelmatig beschadigd en hersteld na het nodige strijdgewoel. De laatste keer na de beschietingen tijdens de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939). Het zal niet onopgemerkt blijven dat de imposante constructie naar stijl overeenkomsten vertoont met het Escorial, het voormalige paleis nabij Madrid van Filips II.

Wie de eerste foto bekijkt, ziet een veelvormig Toledo. Rechts het vierkante silhouet van het Alcázar, in het midden een hoog oprijzende gotische kerktoren en links een mediterraan ensemble. Zó zag ik Toledo toen ik voor de eerste keer naar deze stad keek vanaf een hoogte aan de andere zijde van de Taag. Eerlijk gezegd vanachter een glas koude witte wijn op het terras van ons hotel waar we zojuist met de auto vanuit Madrid aangekomen waren. Het beeld verwarde me enigszins. Met name die gotische piek kon ik daar niet plaatsen. Sinds die eerste keer in 2007 ben ik er een handvol keer teruggekomen en snap ik de ‘architectonische’ samenhang op dit plaatje wat beter.

Toeristen bezoeken het binnenland van Andalusië om daar de nalatenschap van zoveel eeuwen Moorse heerschappij te bekijken. Zo valt In Córdoba binnen de prachtig gelegen Torre Calahorra te zien en te beluisteren hoe in die stad jarenlang vertegenwoordigers van de verschillende geloofsrichtingen konden samenleven. Latere gebeurtenissen maakten dit onmogelijk, waardoor de niet tot het katholicisme bekeerde joden in 1492 werden weggezonden, en de volhardende laatste moslims in de periode 1609-1613/14 moesten verdwijnen.

Wie als bezoeker niet naar het zuiden van Spanje wil reizen, kan zich zonder veel fantasie voorstellen hoe die multiculturele samenleving er in Toledo uitgezien heeft. Om te beginnen is er de Arabische stadsmuur waarin vooral de poorten opvallen. Overigens zou de karakteristieke Moorse ‘hoefijzerboog’ door de Arabische bouwmeesters overgenomen zijn van de overwonnen Visigoten. Binnen de omwalling bevonden zich zeker tien moskeeën. De huidige ‘Mezquita Cristo de la Luz’ (hierboven afgebeeld) is de 'aangepaste' katholieke voortzetting van het voormalige Mohammedaanse gebedshuis ‘Bab al Mardum’.

Ook enkele later tot stand gekomen parochiekerken dragen duidelijk Arabische trekken. Toen die gebouwd werden, gebeurde dat door ontwerpers, steenhouwers, metselaars en andere ambachtslui die hun vak geleerd hadden onder de oude meesters. Die stijl staat te boek als de ‘estilo mudéjar’, zoals te zien is op de interieurfoto van de 'Iglesia de San Román' (nu museum).

Het joodse stempel is aanwezig in de oude ‘judería’ (joodse wijk) en de voormalige synagogen ‘Del Tránsito’ en ‘Santa María la Blanca’. 

In die oosterse omgeving kregen de bouwwerken van de nieuwe katholieke orde hun plaats. Iconen daarvoor werden het fort, het Alcázar en de kathedraal. De vier zware hoektorens van de versterking worden gerekend tot de ‘torres flamencas’, de ‘Vlaamse’ torens. In 1548 begon Filips II - toen nog als kroonprins - aan een lange studiereis die hem ook door de Spaanse Nederlanden (Países Bajos Españoles) voerde. Hij raakte er in het huidige Belgische gedeelte onder de indruk van de torens die hij daar zag. Die ontmoeting leidde later tot de import van deze vormgeving op het zuidelijke schiereiland.

Sterker nog is de noordelijke invloed af te lezen aan de kathedraal. Die is opgetrokken in de stijl die vanuit Noord-Frankrijk ook in onze streken de architectuur van imposante gebedshuizen ging bepalen: de gotiek. Deze werd tijdens het bewind van Isabella I van Castilië (1451-1504) zo populair, dat binnen de architectuur, schilder- en beeldhouwkunst de ‘estilo gótico hispano-flamenco’ ontstond. De aanwezigheid van honderden architecten, schilders, beeldhouwers en andere ambachtslieden uit de Lage Landen op Spaans grondgebied én de import van goederen uit het noorden (vaak via Antwerpen) lagen aan de basis van deze Spaans-‘Vlaamse’ gotische stijl. Bossche families droegen hieraan bij, waaronder Los Bolduque (de familie Van den Bosch, beeldhouwers/houtsnijders, werkzaam in en vanuit Medina de Rioseco) en beeldhouwer/houtsnijder Roque de Balduque (Rochus van den Bosch, werkzaam in en vanuit Sevilla).

Sinds een aantal jaren bevindt zich in het Alcázar, in de uiterste hoek rechts na binnenkomst, een opstelling die direct verwijst naar de kapel van Empel en daarmee naar het Wonder van Empel in 1585. Na de nipte overwinning in dat jaar van de Spanjaarden op de opstandelingen, werd Maria Onbevlekte Ontvangenis in stappen de patrones van de Spaanse Infanterie. De ‘Academía de Infantería de Toledo’ bevindt zich tegenover het Museum, precies aan de overkant van de Taag. Het is traditie geworden dat in die kazerne/opleiding op 8 december een afvaardiging uit Empel de feestdag van Maria Inmaculada bijwoont. Drie keer heb ik deze bijzondere bijeenkomst bij mogen wonen. Daarvan heb ik elders op deze blogspot meermaals verslag gedaan. Buiten dit, is een visite aan het Alcázar meer dan de moeite waard; zeker voor een bezoek aan de afdeling die handelt over de Guerras de Flandes, de strijd die wij kennen als de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) of onder de nieuwere benaming De Opstand.