‘s Morgens maken we vanuit de pousada een
wandeling door de heuvels bij Estoi. De boomgaarden met olijf-, amandel- en
vijgenbomen zijn of worden geploegd. (Groeien vijgen nou aan bomen of zijn het
struiken?)
De aanwezigheid van die derde soort kun je al van een afstand
ruiken. Bovendien komt ook geur van tijm in de lucht als je per ongeluk op zo’n
plantje trapt.
In het landschap liggen nogal wat nieuwe
villa’s. Wat afgelegen misschien? Ik ben de enige van ons thuis (vijf kinderen)
die nooit jaren aan een stuk in het buitenland heeft gewoond. Graag ben ik weg,
graag kom ik terug waar mijn wortels liggen.
Na de lunch wandel richting centrum waar veel reclame wordt gemaakt voor de a.s. Europese verkiezingen. In de buurt van de kerk moet ik de de afslag nemen naar dé Romeinse opgraving van het stadje. Het lijkt niet moeilijk:
toch mis ik het bordje ‘Milreu’. Doostappen dus.
Op enig moment vraag ik de weg aan een dame
(van mijn leeftijd?) die in haar tuin staat te werken. Eerst in het Engels. Vervolgens
Spaans: ‘¿Las ruinas de Estoi?’ Uiteindelijk verportugees ik die woorden uit
het buurland; klinkt als: ‘Asj ruinazj dou Estoi? Voilà, dat slaat aan en het
antwoord volgt. In het Frans. Ik moet terug naar de ‘route de Faró’. ‘Merci
bien, madame. Bonne journée à vous’. Zo blij da’k vroeger op school goed
opgelet heb.
Komend van deze kant struikel je over de
bordjes die de belangstellenden de goede kant heen loodsen. En inderdaad, aan
de oude weg naar Faro, iets buiten het plaatsje, ligt de Villa Romana de
Milreu, gebouwd in de periode 2de-4de eeuw v. Chr. Eigenlijk betreft het vooral
de opgegraven fundamenten.
Een interessante plek die - net als de toren
en het kasteel van Beja gisteren - met hulp van o.m. het Europese Fonds
bezoekklaar gemaakt is. Troffen we zo’n 30 jaar geleden vooral het EG-logo aan
als (mede)financierende partij bij infrastructurele projecten, inmiddels zien
we elke dag wel een ‘injectie’ bij een toeristisch object.
De entree bedraagt €2. ‘Niet veel. En
terecht’, denk ik. ‘Hier heb ik tenslotte aan meebetaald’. Haha.
Aan de Romeinse villa werd drie eeuwen lang
gebouwd en verbouwd. De verschillende stadia zijn op basis van aanwijzingen in
de resten te herkennen. Er waren een badhuis, een werkplaats voor wijnproductie,
verschillende woongedeeltes. Veel mozaïek. De overblijfselen van een
vroegchristelijke tempel vormen het enige deel dat nog overeind staat.
Daar zijn vroeg-christelijke en mohammedaanse graven aangetroffen.
Wat geheel intact lijkt, is een boerenhoeven
uit de 19de eeuw. Buiten en vooral binnenin is te zien hoe dit gebouw wel en
niet gebruik heeft gemaakt van de Romeinse infrastructuur. Het zou mij
overigens niet verbazen wanneer zou blijken dat de muren opgetrokken zijn uit
Romeins materiaal. Vaak dienden die oude huizen en tempels voor latere
generaties als ‘steengroeve’.
Vervolgens loop ik weer terug richting
pousada.
Deze keer verblijven we niet in een voormalig
klooster. De pousada bevindt zich in een paleis. Vroeger woonde hier de baron
van Estoi. De familie had uiteraard niet, zoals de kloosterlingen, de drie
geloftes afgelegd van gehoorzaamheid, armoede en kuisheid. Het gerestaureerde
hoofdgebouw getuigt in elke hoek van de toenmalige rijkdom.
Naar de kuisheid
valt te raden. Tegeltableaus en plafondschilderingen maken het met hun keuze
voor thema’s uit de klassieke oudheid mogelijk een reeks half- of bijna geheel
naakte vrouwen en mannen te tonen. Leda en de zwaan zijn er ook bij, waarvoor
het werk van Michelangelo (klik) als voorbeeld diende. En voor wie denkt dat de
zwaan geen piemel heeft, nou die zit er wel degelijk aan. Vogels niet, eenden
wel. (Waar zouden we zijn zonder Wikipedia?)
‘s Avonds eten we voor de tweede dag om 20.00
uur in het uitstekende restaurant van de pousada. Opnieuw vormen gekonfijte
vijgen gevuld met licht gepeperde queijo serra het voorgerecht. Daarna volgen
groenten, gegaard in een cataplana; een bereidingswijze (vaak voor visgerechten
gebruikt) die teruggaat op de Moorse aanwezigheid hier. Een Portugese
aguardente dient als slaapmutsje. Op tijd pitten, want woensdag gaat om 04.00
uur de wekker. Het vliegtuig vertrekt om 06.35 uur van Faro.
Onderweg naar Eindhoven sla ik de lijvige pil
‘De Bourgondiërs’, van Bart Van Loo weer open; pagina 457. Het lukt me om dit
prachtige boek ruim voor aankomst in Eindhoven uit te lezen. In het najaar pik
ik een draad op die ik zeven jaar terug terzijde legde. In september a.s. begin
ik als inleider bij Boschlogie III met de herziene module ‘Den Bosch, Spaanse
stad in Brabant?’ De kennis opgedaan tijdens de recente trip door dit deel van
het Iberisch schiereiland en tijdens het lezen van Van Loo’s boek, zal zeker
meegenomen worden.
Het was een mooi hernieuwde kennismaking met
Portugal. 'Obrigado; até logo!'
.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten