
Voor Padua gold een ‘weerzien
na 50 jaar’. Van vijf decennia terug was er
het nodige blijven hangen: de wapenschilden op de binnenpleinen van de
universiteit, de kerk van Antonius van Padua, de Cappella degli Scrovegni. Bij nummer
een en twee kunnen we nu zo binnenlopen. Een bezoek aan nummer drie is niet anders mogelijk dan met een kaartje dat tijden tevoren besproken is. Toen, inmiddels lang
geleden, moesten we voor de kapel met prachtige fresco’s van Giotto, laat in de
middag nog op zoek naar iemand die de sleutel had (klik). Zelden heb ik zoiets
moois gezien. Op vrijdag 26 april jl. lopen we er dus aan voorbij.

Nichtlief heeft een
tafel(deel) gereserveerd in Osteria dei Fabbri (aanrader!). Tijdens de maaltijd spreken zij, haar pa en ik over de toegenomen toerismedruk in Italiaanse
steden. Padua fungeert inmiddels als ‘overloop’ voor Venetië. Die kanalenstad is
dichtgeslibd met bezoekers en vanuit het goedkopere Padua ben je er zo met hsl.

Het zou de grootste ‘hal’
in Europa zijn met een dak (in de vorm van een omgekeerde boot) dat niet door zuilen gedragen wordt. Zoals bij veel
in het centrum is ook hier de Venetiaanse stijl duidelijk aanwezig. We
kopen een kaartje en nieuwsgierig stap ik de trap op naar de ingang. Binnen sta ik met open mond te kijken: wat een ruimte, wat een grootsheid. En dan die fresco’s.
Aan de korte kant links bevindt zich een joekel van een paard; uitgevoerd in hout: ‘il cavallo ligneo’. In 1466
gemaakt naar het (kleinere) origineel van Donatello. Met inderdaad de forse kloten
uit mijn herinnering!

Voor mijn vertrek naar huis koop ik in Caravaggio bij La Bottega di Pepo twee gedroogde worsten. Vaste prik. Gemaakt van paardenvlees. En nee, wat daarin van dat beest verwerkt is, vraag ik me nooit af.
.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten