zondag 2 april 2017

Dagboek VS (4); Knopje

19/03  Zondagmorgen lopen we om 08.30 uur in het centrum van Tallahassee, de hoofdstad van Florida. Zo vroeg is het nog stil en fris; in de zon voelt het aangenaam. Veel kerkgebouwen en veel vogelgefluit om ons heen. Tussen de hoge gebouwen down town zijn snel al wat karakteristiek aandoende straatjes te vinden. 

Karakteristieke vinden we in elk geval een tweetal houten huizen in de zuidelijke architectuur die nu het John G. Riley Center/Museum vormen voor de geschiedenis van de Afrikaans-Amerikaanse bevolking van de VS. Beide gebouwen staan op een plaats waar - na de afschaffing van de slavernij - een zwarte middenklasse ontstond, met Riley als bekende representant. Twee generaties later vonden ook in deze plaats in de jaren 50/60 flinke protesten plaats tegen de apartheidspolitiek in de VS. Als Trump zegt dat de oude tijden terug moeten komen, betekent dat ook een terugkeer van de discriminatie. De man is maf; misschien is het fout om hem te onderschatten.
Weer in de wagen onderweg, zien we Trump-stickers op auto's voorbijkomen. Da's zoiets als ik Nederland met 'Wilders-bumperstickers' rondrijden. 

We nemen de kustweg langs de Golf van Mexico. De bebouwing vormt één lang lint: er is hier kennelijk ruimte zat. Ook voor militair oefenterrein en militaire kerkhoven. En opnieuw voor kerken. Richting water blikkeren stroken spierwit zand in de zon. De palmbomen reiken er tot hoog in de blauwe lucht.

Bij aankomst in Pensacola blijken we weer een tijdszone opgeschoven: het is nu nóg een uur vroeger dan in Nederland. Dat dubbele tijdsbesef zal snel naar de achtergrond raken.

Pensacola ('Yes we think that the origin of the name is Spanish') ligt in het uiterst westelijke puntje van Florida aan een baai en het is gesticht door de Spanjaarden in 1559. Korte tijd daarna werd het stadje verlaten, waarna in 1696 er opnieuw volk kwam wonen. Het was achtereenvolgens Spaans, Frans en Engels, waarna het met de geschiedenis meeverhuisde naar de huidige VS. 

Landschap en bebouwing vertonen een beeld dat sterk afwijkt van wat we bij eerdere roadtrips in het westen zagen. Binnen het beeld van nu passen bomen met baardig Spaans mos. Ze staan bij houten huizen waar een opa op de houten veranda in zijn schommelstoel zit te mijmeren. Die laatste verwachting - overigens staan er er van die stoelen - wordt ongetwijfeld gevoed door de films die zich afspelen in de jaren '50.

Als we later op de middag in Pensacola een ijsje met krakende nootjesachtige dingetjes eten, terwijl we uitkijken op baai, brug en bebouwing, voert het zien van een jagende pelikaan onze gedachte opnieuw naar het westen. Terwijl de grote vogel tijdens het vissen loodrecht uit de lucht het water in duikt om vervolgens met een typerende beweging de vangst achter in de keel te gooien, hebben we het erover dat we zoiets voor het eerst zagen in 2002 toen we vanuit Oregon richting San Diego reden voor Denises bruiloft. Toen wandelden we - ook bij aangenaam weer en in de vroege avond - langs het strand en wel bij Carmel-by-the-Sea, het plaatsje waar ooit Clint Eastwood burgemeester was.

Wellicht geïnspireerd door de pelikaan lopen we tegen 20.00 uur van ons hotel naar een visrestaurant, waar de lemon fish heerlijk smaakt. Daarna lees ik dat een aantal 'hoge' republikeinen vindt dat partijgenoot Donald Trump zijn beschuldiging 'dat hij als kandidaat voor de verkiezingen afgeluisterd zou zijn door Obama' moet terugtrekken; met de nodige excuses aan zijn voorganger. Aan de andere kant van de wereld blijkt nog een alleenheerser-in-opleiding ook het noorden kwijt te zijn: Erdogan heeft Angela Merkel een nazi genoemd. Ik denk aan een gedachte uit het tijdens de heenreis gelezen pamflet van Luyendijk. Dat er naties zijn waarin kandidaten de democratisch gehouden verkiezingen één keer gebruiken, en wel om aan de macht te komen. Waarna ze alles wat met democratie te maken hebben, voorgoed achter slot en grendel stoppen’. Meneer Erdogan heeft ongetwijfeld ‘Mein Kampf’ op zijn nachtkastje liggen. Ter inspiratie.

Mijn laatste gedachte deze zondag krijgt de vorm van een vraag: hoe open kijk ik naar wat ik om me heen zie? In januari 1999 was ik voor het eerst in dit land. Dat verblijf begon met een intensieve week aan de Business School van de University of New York, gevolgd door een week van bedrijfsbezoeken en voordrachten in Houston, Atlanta en New York. Daarna waren er een citytrip naar Boston en twee langere roadtrips in het zuidwesten en langs de westkust. Dit alles - als het mogelijk was - gecombineerd met familiebezoek in Houston en San Diego. Tussen de laatste keer en nu zit een gat van 15 jaar, een periode waarin veel is gebeurd. In welke mate kijk ik nu be- of veroordelend rond? Invullend? Bevooroordeeld? Me verwonderend? Filosoof Coen Simon schreef dat  een reis naar buiten zou ook een reis naar binnen zou kunnen zijn. Ik heb het knopje nog niet gevonden om mijn gedachtestroom zo af en toe op 'laag' te zetten.  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten