Rijden door NZ betekent een in onze ogen grote hoeveelheid platgereden
kleine dieren op de weg zien liggen. Studies naar deze ‘Road kills’ laten zien
dat het met name om gesneuvelde possums (buidelratten) en konijnen gaat. Van
beide soorten heeft het land er te veel. Ze zijn hier gekomen toen het land
bewoond raakte en samen met andere nieuwe dieren zijn ze een bedreiging
geworden voor de oude, inheemse fauna. De buidelratten zorgen ook voor ziektes
onder de koeien. En daarmee staat - uiteraard naast de schapen - NZ vol.
Overigens heeft ook de mens zich niet onbetuigd gelaten in het definitief
verwijderen van bijvoorbeeld allerlei kwetsbare, niet vliegende vogelsoorten,
waaronder de meer dan manshoge moa. Wat je als (wandelende) toerist tegenkomt
zijn enerzijds projecten ter bescherming en terugfokken van land- en zeedieren
(albatros, zeehond, kiwi) en activiteiten die het aantal ‘pestdieren’ moeten
verminderen dan wel uit de wereld helpen. Inmiddels hebben we uit de mond van
m.n. boeren en tuinders de opmerking gehoord: ‘Geen beter konijn dan een dood
konijn’. Vanwege het fanatisme en de grote bedragen waarmee de overheid de
zogenaamd ‘pestlist’ aanpakt, vraag ik me af of NZ een Partij voor de Dieren’
kent. Ik moet daar eens navraag naar doen.
Na een luie ochtend in en rond Earth Cottage dalen we om 13.30 uur te voet
het steile en bochtenrijke gravelspoor af naar de doorgaande weg. 15 minuten
later zijn we bij Haweadam, waar de Gladstone Track begint langs de zuidkant
van Lake Hawea. Door de komst van de dam - zo’n 60 jaar geleden - het de
bestaande spiegel iets hoger gekomen, getuige de foto’s op een infobord. Het
overgestorte water gaat richting Clyde waar het (vooral in de winter)
elektriciteit opwekt.
Op het eerste stuk van de route passeren we een aantal huizen van het
plaatsje Hawea, dat ontstaan is uit een verzameling vakantiewoningen.
De afgelopen 2,5 week hebben we langs de nodige kreken en meren gewandeld.
En elke keer zeiden we: ‘Mooier dan dit kan het landschap niet worden’. Dus
wel, want vandaag zeggen we het opnieuw. De schoonheid van het Zuideiland, en
met name wanneer de NZ Alpen het decor vormen, is grandioos.
Het is prima wandelweer op 450 m hoogte: 23°C, licht windje, overwegend
blauwe lucht. Op het water wat motorbootjes, hier en daar een plukje mensen op
het kiezelstrand. Morgen begint hier de school weer. Bij vergelijkbare zomerse
omstandigheden zou er in Nederland richting zo’n grote recreatieplas
filevorming zijn met via de media het dringende reisadvies om ergens anders
heen te gaan. Een leeg land heeft zo zijn voordelen.
Het pad stijgt en daalt, loopt door stukjes bos en struikgewas, passeert
zeker drie openbare toiletten, bevat waarschuwingen voor het gevaar van steile
kliffen, wijst op een telefoonnummer te gebruiken bij het zien van iemand op
een crossmotor, kent een serie educatieve borden met uitleg over de flora en
fauna die we hier kunnen aantreffen.
Dan komen we bij Johns Creek. Recreation Reserve. Na een korte pauze lopen
we de 6,9 km tot de dam terug. Onderweg zien we twee knapen de met een parachute
van een lage klif springen om vervolgens op de thermiek boven het water te zweven.
Alles bij elkaar een prachtwandeling. En dan moeten we iets voorbij de
Haweadam d’n bult weer op. ‘We zijn gevormd in de naoorlogse wederopbouwjaren,
dus dit moet lukken’, roep ik monter. Het is 18.00 uur en we hebben alle tijd.
Halverwege de berg komt gastheer Jimmy ons met zijn pick-up achterop gereden.
Graag stappen we bij hem in om eenmaal boven kennis te maken met onze gastvrouw
Rebecca (ze is net terug van een weekend bij haar ouders in Christchurch) en
met hun tienerzoon Oliver.
Thuis is er licht-alcoholisch gemberbier, een dorstlessend fenomeen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten