vrijdag 12 april 2019

Dagboek Nieuw-Zeeland (40); Kapiti Island

26/02
Afscheid in Wellington van de gastheren Jeff (die wat later naar zijn werk ging) en Dean en hun moderne B&B-woning. Dan op weg naar Kapiti Beach om daar ‘s middags over te steken naar Kapiti Island. Minnie, die we nog moeten ontmoeten, heeft ons vanmorgen vroeg per sms laten weten dat de boot om 15.00 uur vaart.

Het is na twee bewolkte en frisse dagen lekker zonnig. 18°C, en veel minder wind dan tijdens de regenachtige zondag en de wat twijfelende maandag.

We zijn binnen een uurtje bij de kleine badplaats Paraparaumu. Opvallend veel grijze koppen, misschien omdat het naseizoen is. Op een verkeersbord bij een oversteekplaats staat een klassieke bejaarde afgebeeld: ronde rug, kleine pasjes, stok. Elderly, staat eronder. Doet me denken aan een vergelijkbare tekening die ik ooit in Zuid-Engeland zag, de kuststreek waar na hun pensioen veel leeftijdsgenoten uit het Noorden wonen. Daar stonden tenminste nog een man en een vrouw op.

We wandelen langs het uitgestrekte strand en zien aan de overkant Kapiti Island liggen. Voor we achter de smalle duinrand gaan picknicken, lopen we even binnen bij het restaurant waar we ons later moeten melden. Daar zit de grijze golf te eten: het is er vol. (Op een later moment zal ik lezen dat in het zich snel als slaapstad van Wellington groeiende Paraparaumu veel gepensioneerden is gaan huisvesten). En passant maakt mijn vrouw een afspraak bij de kapper op een tijd dat we vermoedelijk terug zijn van het eiland.

Om 14.45 uur ontmoeten we de contactpersoon van Kapiti Island Nature Tours; hij wijst ons de weg naar de boot. De overtocht is een fluitje van een cent. Aan de andere zijde worden onze spullen uitgeladen waarna we op weg gaan.

Het centrale deel van de ‘nederzetting’ is de ‘Kapiti Island Nature Lodge’. Daar kijken op kousenvoeten onze bagage na op de mieren die als verstekeling zijn meegereisd, drinken we koffie/thee terwijl Wayne Spratt ons in Maori welkom heet, om vervolgens in het Engels uitleg te geven over de historie van het eiland en zijn bewoners. Per dag mogen 50 personen het eiland bezoeken. Voor 16 is er ruimte om te overnachten. De groep ‘blijvers’ telt 12 personen.

Tussen 16.00 en 18.00 uur verkennen we een deel van de lage noordpunt. Kapiti telt 200 ha; een klein deel is nog steeds eigendom van de Maori-familie Barrett. ‘Zonder land is een Maori niets’, zegt onze gastheer Wayne Spratt, zijn oma citerend.

Het avondeten begint met een borrel buiten op het terras van de ‘lodge’. Twee (papegaaiachtige) kaka’s en wat weka’s proberen van respectievelijk een boom en de grond bij onze stukjes kaas en nootjes te komen. Ze hebben regelmatig prijs als de gast met het waterpistool even de aandacht laat verslappen.

Binnen staan bief van de bbq, aardappels en gegrilde groenten klaar. Ook de wijn is uit de buurt en lekker.

Als het donker is, lopen we - d.w.z. zeven gasten - anderhalf uur achter de gids door de smalle paadjes. Oogst: een bruinstaarteend, drie weka’s. En een gekko. Morgenavond nog een keer proberen of we een kiwi te zien kunnen krijgen. Hoewel het hier een paradijs is voor die vogels, weten ze zich goed verborgen te houden.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten