donderdag 11 april 2019

Dagboek Nieuw-Zeeland (32); Abel


18/02
Gisteren noemde ik NZ een ‘modern en aantrekkelijk land’. ‘Modern’ in de betekenis van voorzieningen op allerlei gebied: mode, ideeëngoed, dienstverlening, onderwijs, zorg. NZ zou zonder enige restrictie bij de EG kunnen. De UK eruit, NZ erin als Angelsaksiche loot. Modern betekent ook ‘met den aankleve van’ negatieve zaken. Zo kunnen ook hier starters moeilijk aan een eigen huis komen. De gepamperde generatie ‘millennials’ heet hier ook de ‘helicopter generation’: nooit uit het eeuwige zorgzame oog van de ouders.
Ook geven mensen aan tegenwoordig meer en meer hun deur op het slot te zetten. Blijft dat we het gelukkig nog steeds erg relaxed vinden.

We verblijven nu zes dagen in Riwaka, een klein buurdorp van het drukkere Motueka. Niet ver hier vandaag ligt de grote plaats Nelson. We kijken uit op een gebied met boomgaarden. Zoals in de Betuwe en het Westland zijn daar seizoensarbeiders aan het werk. Met name in het oogstseizoen is er in NZ een grote behoefte aan deze tijdelijke inzet van mensen. Zo kan de opkomende avocadokweek niet in de door de telers gewenste snelheid uitgroeien, omdat het af te geven quotum tijdelijke werkvergunningen niet meegroeit. Ook in NZ is zo´n officieel papier - al dan niet voor een beperkte periode - een politiek hangijzer. Duidelijk is dat er excessen zijn op het gebied van de omstandigheden waaronder de arbeidsmigranten moeten werken. ‘Uitbuiting’ vormt het kernwoord. Situaties zoals bij ons bekend uit het dossier ‘Polen in champignonteelt’ zijn in NZ niet vreemd. Daarom hebben NZ en bijvoorbeeld de Fiji-eilanden een ‘beschermende overeenkomst’ gesloten.
Uit het fruitdal voor ons klinken vrolijke stemmen op. Er wordt flink gelachen. Fijiërs, vertelde Rodney. Ik hoop dat hun blijdschap een teken van een goede arbeidsrelatie betekent.

We gaan rond 10.30 uur op weg naar Collingwood. Het plaatsje ligt zowat aan het eind van NZ noordwestpunt. Noordelijker ligt de Farewell Split, de zandrug van Golden Bay’s hafkust.

Dicht bij huis nemen we de afslag Takaka Hill: we moeten omhoog. Vrijwel direct staat er een file: wegwerkzaamheden. Eerder had gastheer Rodney ons gewezen op een boomloos stuk dat vanuit onze cottage op de tegenover liggende bergrug te zien is. Het werk - nog niet zo lang geleden - van een tornado. In hetzelfde gebied vinden de werkzaamheden plaats: stukken weg blijken verdwenen te zijn.
Daarna is het klimmen, bocht na bocht tot aan de pas op Takaka Hill. Vervolgens via de nodigde serpentines naar beneden tot Upper Takaka waarna zich een breed dal opent. Vanaf hier is sprake van een vlakte, waarin de temperatuur oploopt tot 27°C.

We passeren Takaka dat levendig aandoet. In deze omgeving zijn veel ‘art galleries’; volgens de reisgids wonen in hier de nodige kunstenaars en zou de sfeer hippietrekjes vertonen. Vanwege het weer ook aantrekkelijk voor gepensioneerden. Ik kan me dat voorstellen. Een beetje afgelegen is het wel. Of is dat juist een deel van de charme?

Collingwood blijkt een kleine verzameling huizen aan de baai. Imposant is het postkantoor. De SH 60 houdt er op. In 1851 kwam hier een boer aan land, William Gibbs. In en rond de Aorere River werd goud gevonden en uit het gehucht Gibbstown groeide een heuse stad. Die moest een klinkende naam krijgen. Admiraal Cuthbert Collingwood had als tweede man naast Horatio Nelson gevochten tijdens de zeeslag bij Trafalgar aan de Spaanse Costa Azul; dat werd 'm. Even leek het erop dat dit bruisende gouddelversoord de hoofdstad zou worden van NZ. De keuze viel op Wellington. (Ook al zo’n Engelse houwdegen, in dit geval bij Waterloo). De goudvondsten hielden op, Collingwood brandde een paar keer af en nu ligt er een klein plaatsje te stoven in de zon achter een eindeloze baai.

We eten in de tuin van het Courte House. De pasteitjes van gerookte zalm smaken heerlijk. Vervolgens lopen we naar een uitkijkpunt over de baai om uit te komen bij het oude kerkhof. Hier ligt de eerste generatie bewoners. Te lezen valt met welke boten de landverhuizers uit Engeland hier aankwamen. Op een plaquette valt het stratenplan te zien voor de toekomst van booming Collingwood tijdens de gouden jaren: in schaakbordmotief. De tijd zette de plannen mat.

Het is eb. Het strand - er is een handvol bezoekers - lijkt zonder eind.

Dan op weg naar het monument ter ere van Abel Tasman. In dienst van de VOC voer hij vanuit Indië deze kant uit en ontdekte en passant Australië en in 1642 Nieuw-Zeeland. Met zijn boten lag hij in de Ligar Bay. Hoog boven die plek - die wij via gehuchten als Motupipi, Clifton en Pohara bereiken - torent het ‘Tasman Memorial’. Een hoge witte zuil, voorzien van een plaquette, geschonken door Juliana, in haar functie van beschermvrouwe van het Abel Tasman National Park. In die functie ging Wilhelmina haar voor. Zou Willem-Alexander dit weten?
Een huisje (hier vaak ‘bach’ genoemd) aan het drooggevallen strand bij Ligar Bay lijkt me een koninkrijk waard.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten