vrijdag 12 april 2019

Dagboek Nieuw-Zeeland (39); The Backbencher

25/02
Op maandagmorgen beginnen we aan ons tweede bezoek aan Te Papa. Om 11.00 uur melden we ons met de gisteren gekochte tickets bij de tentoonstelling van ‘Het Terracotta Leger’. De soldaten kan ik me herinneren van het Drents Museum in Assen dat jaren geleden i.s.m. het Groninger Museum aandacht besteedde aan deze spectaculaire Chinese vondst. Ongetwijfeld was daar toen meer te zien dan de gebakken soldaten. In elk geval is dat deel als nieuw voor me.

Het leger was in feite een ‘grafgift’ waarmee de overledene de oversteek naar het hiernamaals moest zien te redden. Gewonere lieden kregen eenvoudige spulletjes mee in de vorm van rituele en persoonlijke zaken. Qin Shihuang, ‘De Eerste Keizer’ zoals hij zich noemde, pakte groots uit. Een heel leger moest hem een succesvolle reis naar het hiernamaals garanderen. Plus dingen zoals wagens-met-vierspan, beesten, een gevleugelde gids. In een van de ondersteunende teksten staat: ‘Zelf werd hij niet onsterfelijk; zijn leger etc. wel’. De reis naar het eeuwige leven in een hiernamaals moest gezekerd worden door gevleugelde gidsen.

Terwijl ik na afloop buiten deze Chinese enclave op mijn vrouw wacht, word ik door een studente geïnterviewd over het belang van ongewervelde dieren voor NZ. In mijn antwoorden kan ik mooi mijn respect opnemen voor de huidige natuurbeschermende maatregelen in dit land.

Als we ons gisteren onderbroken bezoek aan de Maori-vleugel hebben afgerond, zie ik bij de garderobe een bekend gezicht voorbij komen. ‘Wè doede gullie hier?’, zeg ik iets luider. Haha, een echtpaar bij ons uit de straat. Kleine wereld, toch?

Even ‘thuis’ langs voor een boterham. Onderweg zien we flats die in een soortement ijzeren harnas zitten. Zouden ze instabiel zijn als gevolg van de aardbeving uit 2016 die ook hier voelbaar was? We horen in de B&B dat het een verzekeringskwestie is. In dit geval houden de wandhoge stalen muurankers het gebouw lang genoeg overeind om de bewoners in geval van nood genoeg tijd te gunnen om via de trap naar buiten te kunnen komen.

En dan te voet door het centrum via Willis Street naar het stationnetje van de Cable Car. De ‘lijn’ ging in 1902 open en verbindt sindsdien laag en hoog Wellington. Onderweg zijn er drie haltes-op-verzoek en binnen vijf minuten ben je boven op een mooi uitkijkpunt. Daar beginnen ook wat paden, waarvan eentje door de Botanische Tuin. Die lopen we om daarna weer naar beneden te rijden. 

Nu linksaf richting Lambton Quay. Nu bevinden we ons echt in het zakencentrum van de stad. Iets verderop liggen de parlementsgebouwen. Precies tegenover de zetel van de landsregering heb ik een tafeltje gereserveerd in The Backbencher (Het Parlementslid). Veel stropdassen en kokerrokjes. Om 18.30 uur al stampvol. Prima kaart, lekker eten, goede wijn en een interessante conversatie met onze buren. De gastropub was ons in Den Bosch al aangeraden. De huidige eerste minister en andere regeringslieden staan in karikaturale afbeeldingen links en rechts opgesteld. Jacinda Ardern, de evenknie van Rutten, is afgebeeld als swingende DJ die de toon zet. De vormgever heeft dankbaar gebruik gemaakt van het feit dat de dame in kwestie grote boventanden moet hebben.

Op de terugweg vergelijken we Den Bosch met Wellington, qua inwonersaantal bijna aan elkaar gelijk. In dit compacte centrum met zijn hoogbouw, lijkt deze NZ stad New York in het klein. Een vergelijking met Rotterdam ligt eerder voor de hand. ‘s-Hertogenbosch, Cultuurstad van het Zuiden’: hier heb ik in de gauwigheid al zeker vier theaters geteld, om wat te noemen. En een opera. Plus nog een echte universiteit. Oké, oude historische gebouwen kent Wellington dus niet. Misschien moet ik ophouden met dit soort vergelijkingen: appels en peren.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten