Op maandagmorgen beginnen
we aan ons tweede bezoek aan Te Papa. Om 11.00 uur melden we ons met de
gisteren gekochte tickets bij de tentoonstelling van ‘Het Terracotta Leger’. De
soldaten kan ik me herinneren van het Drents Museum in Assen dat jaren geleden
i.s.m. het Groninger Museum aandacht besteedde aan deze spectaculaire Chinese
vondst. Ongetwijfeld was daar toen meer te zien dan de gebakken soldaten. In
elk geval is dat deel als nieuw voor me.
Het leger was in feite een
‘grafgift’ waarmee de overledene de oversteek naar het hiernamaals moest zien
te redden. Gewonere lieden kregen eenvoudige spulletjes mee in de vorm van
rituele en persoonlijke zaken. Qin Shihuang, ‘De Eerste Keizer’ zoals hij zich
noemde, pakte groots uit. Een heel leger moest hem een succesvolle reis naar het
hiernamaals garanderen. Plus dingen zoals wagens-met-vierspan, beesten, een
gevleugelde gids. In een van de ondersteunende teksten staat: ‘Zelf werd hij niet
onsterfelijk; zijn leger etc. wel’. De reis naar het eeuwige leven in een
hiernamaals moest gezekerd worden door gevleugelde gidsen.
Terwijl ik na afloop
buiten deze Chinese enclave op mijn vrouw wacht, word ik door een studente
geïnterviewd over het belang van ongewervelde dieren voor NZ. In mijn
antwoorden kan ik mooi mijn respect opnemen voor de huidige natuurbeschermende
maatregelen in dit land.
Als we ons gisteren
onderbroken bezoek aan de Maori-vleugel hebben afgerond, zie ik bij de
garderobe een bekend gezicht voorbij komen. ‘Wè doede gullie hier?’, zeg ik
iets luider. Haha, een echtpaar bij ons uit de straat. Kleine wereld, toch?
Even ‘thuis’ langs voor
een boterham. Onderweg zien we flats die in een soortement ijzeren harnas zitten. Zouden ze instabiel zijn als gevolg van de aardbeving uit 2016 die ook hier voelbaar was? We horen in de B&B dat het een verzekeringskwestie is. In dit geval houden de wandhoge stalen muurankers het gebouw lang genoeg overeind om de bewoners in geval van nood genoeg tijd te gunnen om via de trap naar buiten te kunnen komen.
En dan te voet door het centrum via Willis Street naar het
stationnetje van de Cable Car. De ‘lijn’ ging in 1902 open en verbindt
sindsdien laag en hoog Wellington. Onderweg zijn er drie haltes-op-verzoek en
binnen vijf minuten ben je boven op een mooi uitkijkpunt. Daar beginnen ook wat
paden, waarvan eentje door de Botanische Tuin. Die lopen we om daarna weer naar
beneden te rijden.
Nu linksaf richting
Lambton Quay. Nu bevinden we ons echt in het zakencentrum van de stad. Iets
verderop liggen de parlementsgebouwen. Precies tegenover de zetel van de
landsregering heb ik een tafeltje gereserveerd in The Backbencher (Het
Parlementslid). Veel stropdassen en kokerrokjes. Om 18.30 uur al stampvol.
Prima kaart, lekker eten, goede wijn en een interessante conversatie met onze
buren. De gastropub was ons in Den Bosch al aangeraden. De huidige eerste
minister en andere regeringslieden staan in karikaturale afbeeldingen links en
rechts opgesteld. Jacinda Ardern, de evenknie van Rutten, is afgebeeld als
swingende DJ die de toon zet. De vormgever heeft dankbaar gebruik gemaakt van
het feit dat de dame in kwestie grote boventanden moet hebben.
Op de terugweg vergelijken
we Den Bosch met Wellington, qua inwonersaantal bijna aan elkaar gelijk. In dit
compacte centrum met zijn hoogbouw, lijkt deze NZ stad New York in het klein.
Een vergelijking met Rotterdam ligt eerder voor de hand. ‘s-Hertogenbosch,
Cultuurstad van het Zuiden’: hier heb ik in de gauwigheid al zeker vier
theaters geteld, om wat te noemen. En een opera. Plus nog een echte universiteit.
Oké, oude historische gebouwen kent Wellington dus niet. Misschien moet ik
ophouden met dit soort vergelijkingen: appels en peren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten