woensdag 24 april 2019

Dagboek Nieuw-Zeeland (63); Maori Chief

21/03
Begin van de lente in Nederland. Hier wordt 1 maart aangehouden als begin van de herfst. Om 08.00 uur giet het (nog). Aangezien het dak van Crab Cove met aarde en gras bedekt is, hoor je het binnen niet ‘kletteren’. Van buiten komt het geruis van de branding beneden. De eilandjes in en aan de rand van de baai verdwijnen in een grijze mist.

Het is de vierde flinke regenbui sinds we in NZ zijn. Water is hard nodig. Veel huizen - ook dit - zijn afhankelijk van regenwater. Uiteraard de boeren ook. En overal is een absoluut ‘vuurverbod’ van kracht.

Volgende week maandagmiddag stappen we op het vliegtuig richting Nederland. Daar lijkt Baudets Forum het goed te doen bij de provinciale verkiezingen. Naar mijn idee verontrustend. Kees Vuyk laat in zijn ‘Oude en nieuwe ongelijkheid. Over het failliet van het verheffingsideaal’ zien hoe dit succes van nieuw rechts verklaard kan worden. En mogelijk ‘verholpen’. Navelstaren op het succes van een marktgericht neo-liberalisme is een doodlopende weg die mensen in de kou zet en richting rechts laat afslaan. Helaas lijkt de kracht van de oude arbeidersbeweging niet opnieuw in het leven te roepen. ‘We kunnen samen’ is nu ‘Ze doen niets’. Sterke mannen houden een belofte in. Geschiedenis heeft een kort geheugen.

NZ hebben we leren kennen als een groot land met Ruimte, Rust en Reinheid. Uiteraard is dit trio door ons gekozen met een knipoog naar de klassieke opvoedingskreet rust-reinheid-regelmaat.

Ruimte: het land is zesmaal Nederland en het heeft nog geen derde van ons inwoneraantal. Anderhalf miljoen kiwi’s wonen op één plek: Auckland. Reken uit je winst: zeker het Zuidereiland beschikt over een enorme ruimte. Die ‘leegte’ is op beide eilanden ‘ingevuld’ met een prachtige natuur. Leegte zorgt voor Rust. Tegelijkertijd kan de leefcultuur het in steden en dorpen zonder opvallend veel geluid stellen. De sereniteit valt ons op. Overigens vinden veel inwoners van NZ die wij spreken, dat het hier echt wel voller en drukker wordt.

De Reinheid? Ze zijn hier netjes. Zo is in vergelijking met Nederland de hoeveelheid zwerfvuil zeer beperkt. Het aantal bakken voor gescheiden afvalinzameling is (naast de aanwezigheid van openbare toiletten) in onze ogen groot. Roken in het openbaar blijkt weinig zichtbaar. De zorg voor de natuur is opvallend sterk. Ook op dit punt kan in de ogen van onze gesprekspartners nog veel winst geboekt worden.

RRR: hoe zal het daarmee een jaar na de aanslag in Christchurch gesteld zijn?

Het weer blijft vandaag een afwisseling van flinke zonnige perioden en korte regenbuien. De temperatuur is aangenaam en als we binnen schuilen, blijft de glazen wand naar het terras lekker open. We lezen, denken in de baai dolfijnen te zien (bedrieglijke golven), hebben geen zin om erop uit te gaan. Lekker lui. Toch gaat het na de lunch bij me kriebelen. Ik ga naar het strandje beneden waar het inmiddels eb is. Zou die verste rots nu te bereikten zijn?

‘Rock Fishing’ is populair in NZ. En langs de lange kustlijn van dit land torent veel rots boven de zee uit. De plek waar ik gisterenmiddag stond, bleek alleen wier op te leveren. Het lijkt alsof de punt die het verst de zee insteekt, aan wiervrij water raakt.

Om er te komen, probeer ik eerst door een uitgesleten gat ‘achterom’ te gaan. Na het nodige geklauter door een tunneltje dat nu droog staat, kom ik voor een loodrechte wand te staan. Terug dus: aan de voorzijde nog eens kijken. Ondanks mijn geschikte schoeisel en ruime ervaring bij het klimmen en klauteren, waag ik het ook aan deze kant niet om langs het puntige en steile graniet omhoog te gaan. Schreef ik eerder vandaag dat geschiedenis een kort geheugen heeft, het litteken op mijn rechterscheenbeen houdt me bij de les. In 1965 zocht ik bij het vissen tijdens een familie-uitje in Marokko ook een mooi plekje op een rots boven de zee. Ik ga dus terug en zie dat een kleine ‘rock pool’ zowaar geen wier bevat. Of vis zo ver onder de kust komt, valt te bezien. Hup naar boven, spullen halen (de hengel had ik voorzichtigheidshalve al meegenomen).

Een uur later is mijn aas op. Opgevreten of van de haken gegleden. Mijn ‘jachtdrift’ is met de vangst van twee lelijk ogende vissen bevredigd. Nou ja lelijk, zoals een posje lelijk is. Of soms een kleine meerval. Beide middelgrote exemplaren die ik op de kant haal, hebben brede vleugelvinnen onder de kieuwen en een mooie schutkleur: tegen en op de rots vallen ze niet op. Ze gaan terug het water in en ik klauter tevreden omhoog.

Na enig speurwerk blijkt dat het om twee jonge vertegenwoordigers gaat van de Notothenia Angustata, die hier Patutuki heet. Of Maori Chief: de tekening van de kleuren zou doen denken aan de tattoos op het gezicht van Maori-hoofdmannen. De handelsnaam is Black Cod, hoewel de soort geen familie is van de kabeljauw. Jonge exemplaren houden zich op in estuaria en in diepe poelen tussen de rotsen waar ze voornamelijk kleine octopusjes eten. En dus stukjes diepgevroren sardien. Eenmaal op open zee groeien ze uit tot exemplaren van boven de meter. Zo zie je hoe reizen je horizon kan verbreden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten